Hofstede Boucquet

Te koop: 'een groote Party Puyn'

In dit verhaal leest u dat de heer van Boucquet ieder jaar op 20 november kapoenen kreeg van zijn pachters. Wat een kapoen is? Een gecastreerde haan. Het zal u duidelijk worden dat kindertjes vanaf dit jaar géén Sinterklaas Kapoentje meer kunnen zingen. Dat is niet respectvol tegenover deze celibatair levende bisschop. Toch?

Al in de veertiende eeuw stond er vlak bij de dorpskerk in Hendrik-Ido-Ambacht een hofstede. In 1561 had Willem Boucquet uit Dordrecht deze in bezit. Hij was hoogheemraad van de Riederwaard en generaal van de Grafelijke Munt. Willem heeft de vernietiging van de hofstede door Spaanse troepen in 1572 niet meer meegemaakt, want hij stierf in 1570.

Zijn zoon Johan Boucquet liet de ruïne afbreken en bouwde een nieuw, kasteelachtig huis. Twee van Johans kinderen trouwden met leden van het oude Dordtse regentengeslacht Oem, waardoor de buitenplaats in 1626 in handen kwam van die familie.

Oud bezit, nieuw geld
In de tweede helft van de zeventiende eeuw was de Dordtse burgemeester Johan van Neurenburg eigenaar van Boucquet. Zijn familie kwam rond 1585 vanuit Namen naar Dordrecht en is vermogend geworden met de handel in Naamse hardsteen. Zijn schoonmoeder was de dochter van de door Rembrandt geportretteerde Jacob Trip en Margaretha de Geer. Kortom, er was duidelijk geen gebrek aan 'nieuw geld' binnen deze familie.

In 1721 werd de hofstede door de weduwe van Van Neurenburg verkocht aan Anthony van Aalst, die zich direct heer van Boucquet ging noemen. Van de opbrengst kon haar zoon het ouderlijk huis aan de Dordtse Nieuwe Haven slopen en het kolossale huis bouwen waarin zich nu museum Huis van Gijn bevindt.

Kapoendag
Aan het bezit van een hofstede met land waren rechten verbonden. De eigenaar van Boucquet had een bijzonder recht, het kapoenrecht. De pachters waren verplicht om hem jaarlijks op 20 november een aantal kapoenen, oftewel gecastreerde hanen, te leveren. De haan verdubbelde na zijn ontmanning zo ongeveer in omvang en het vlees was smakelijk vanwege de malsheid. Het zullen smulpartijen zijn geweest in de eetzaal van de hofstede.

De grafkelder van Boucquet
Anthony van Aalst overleed in 1732 en werd in de grafkelder van Boucquet bijgezet. In 1753 ging de grafkelder opnieuw open, nu voor zijn weduwe Johanna van Dijk. Tien jaar later werd de grafkamer voor het laatst geopend voor de bijzetting van de laatste bewoner van Boucquet, Ernestus Hermanus Tinne. De klok van de dorpskerk werd als eerbetoon maar liefst 24 uur geluid.

De sloop
Zijn dochter Catharina trouwde een halfjaar later met een majoor uit het Staatse leger en verhuisde naar Den Haag. Ze besloot de geërfde hofstede in 1765 te veilen. In april 1766 werd het huis in opdracht van de koper afgebroken en een makelaar bood het sloopmateriaal vervolgens te koop aan:

'een extra groote party Bouw-Materialen bestaande in 1 Deurkozyn met dubbele deuren, 2 Schuifraamen daar boven, Schuifkozyns met haar Glaaze Raamen en Luiken, Deur en Portieprese, Kosyns met haar Deuren en Slooten, Yke Gryne en Vuure Balken, Ribben en Sparren, een Uurwerk van een Tooren, circa 100 Marmere Vloerstenen, een extra fraai Yzer hek, een groote party Yzerwerk, Blaauwe Steenen, Drumpels, ruim 100.000 Steen en in diverse soorten, waer onder mooye Geevelsteen, een party Biksteen en een groote Party Puyn en 't geen verder dagelyks te zien is.'