Verbeterhuizen in Delft

zoals Oosterstraat 21-23, destijds onderdeel van het verbeterhuis "de Drie Taarlingen".

Het samengaan van tuchthuis en dolhuis kwam het aanzien van het Gasthuis niet ten goede. Als een familie het kon betalen dan werd een patiënt overgebracht naar een particuliere opvang. Dat gebeurde ook al in de periode voordat het tucht- en dolhuis werden samengevoegd.

Als een familie het kon betalen dan werd een patiënt overgebracht naar een van de particuliere pensions waar gestoorde mensen werden verpleegd, zoals

het huis "Keulen" (aan de Oude Delft tegenover het Weeshuis, nu nummer 6.). Dit huis bestond vanaf 1696 en nam vanaf 1725 alleen vrouwen op.

"De drie Taarlingen". (Oosterstraat 21-23, een taarling of teerling is een dobbelsteen.) Dit is het oudste en grootste huis. Hier konden ca. 20 personen gelijktijdig worden gehuisvest. De hoofdingang was aan de Vlamingstraat, nu nummer 107. 

het Huis Duinkerken (aan de Burgwal, waar nu de Maria van Jessekerk staat). Dat huis bestond sinds 1703 en nam vanaf 1746 alleen vrouwen op. Dit huis heeft het uitgehouden tot ná de invoering van de Krankzinnigenwet van 1841.

De Vergulde Kabel of de Gekroonde Kabel (aan de Oostpoort, vanaf 1721), het enige verbeterhuis dat zich exclusief op mannen richtte. 

Verder waren er aan het begin van de 18e eeuw nog een tiental kleinere verbeterhuizen, die het niet konden bolwerken tegen de vier genoemde.

 

----

 

Op 18 december 1662 vaardigde het Delftse stadsbestuur een keur uit: ‘Over het houden van dolle en crancksinnige luyden’. Deze keur begint met de zin: Alsoo de Heeren van de Weth deser stad Delft in ervaring comen dat binnen dese stad haer dagelijckx meer ende meer personen comen te genereren met dolle en crancksinnige luyden in haere particuliere huysen op to houden.
Vrij vertaald in modern Nederlands:
De Heren van de Wet van Delft hebben geconstateerd dat steeds meer inwoners ertoe overgaan om tegen betaling dolle en krankzinnige mensen in hun huizen op te nemen.

De formulering die de Heeren van de Weth kiezen, maakt duidelijk dat het confineren (= in bewaring stellen AH) van personen in particuliere huizen iets was dat eerder niet of weinig voorkwam. Er wordt ook een duidelijk onderscheid gemaakt tussen "dollen" en zij die als "crancksinnig" werden beschouwd. In de eerste categorie vielen personen die wij tot de psychiatrische gevallen zouden rekenen, bij de tweede groep ging het om mensen die volgens de toenmalige opvattingen cranck van sinnen waren, zoals personen met een verstandelijke handicap, met psychische problemen, of mensen die wangedrag vertoonden dat onaanvaardbaar geacht werd.

Na deze eerste zin verklaren de Heeren van de Weth beducht te zijn voor ernstig misbruik van deze praktijk, omdat families de beperking van de bewegingsvrijheid van de geconfineerde wel eens zouden kunnen benutten voor andere en ongewenste doeleinden. Daarom verordonneren zij dat van nu of aan eenieder die een Delftse burger wil laten opsluiten en personen die daarvoor hun diensten aanbieden, eerst toestemming van de Heeren van de Weth moeten verkrijgen. Overtreding van deze keur zal worden bestraft met een boete van hondert Caroli guldens van XL grooten tstuck - een groot was een munt ter waarde van een halve stuiver. Inwoners die al een of meer personen in huis hebben, moeten dit binnen acht dagen opgeven op het stadhuis, eveneens op straffe van een forse boete.

De inhoud van deze keur lijkt erop te wijzen dat, althans in Delft, het opsluiten van personen in een verbeterhuis is voortgekomen uit het eeuwenoude gebruik leegstaande kamers in een huis te verhuren aan commensalen, die er ook in de kost waren. lemand moet, in Delft of elders, omstreeks het midden van de 17de eeuw op het idee zijn gekomen een commensaal die beschouwd werd als dol of crancksinnig, in zijn kamer opgesloten te houden, omdat de man of vrouw in vrijheid onvoorzien onheil kon veroorzaken. Wellicht heeft een familielid dat aan de hoofdbewoner gevraagd. Ook de terminologie kan hierop wijzen, want geconfineerden werden, ook in officiële stukken, vaak commissalen genoemd.

(tekst van Lex Verbraeck uit: Achter de gevels van Delft, Vlamingstraat 107) 

In de Belgische plaats Geel  zijn nog steeds particulieren die psychiatrische patiënten verplegen.

zie ook https://www.stadsarchiefdelft.nl/delft365/tehuizen-voor-zwarte-schapen/