Gemert in de Eerste Wereldoorlog

Hoezo neutraal en een rustige periode?

Gemert tijdens de Eerste Wereldoorlog

Nederland was dan wel “onzijdig” tijdens de grote wereldbrand van 1914-1918, maar vier jaar lang was de vraag of die neutraliteit zou worden gerespecteerd. En dus werden de strijdkrachten in opperste staat van paraatheid gebracht. Zo werden op 1 augustus 1914 honderdzevenentwintig jonge mannen uit de toen 4600 inwoners tellende gemeente onder de wapenen geroepen.

Nieuwsvoorziening
In vergelijking met de overdaad van tegenwoordig was de nieuwvoorziening anno 1914 uiterst beperkt. Proclamaties van de regering en de militaire autoriteiten, en voor de ‘geletterden’ was er “De Zuid-Willemsvaart”, de regionale krant die op woensdag en zaterdag verscheen. In de eerste oorlogsmaanden riep de overheid via de genoemde kanalen op tot kalmte, maar toch begroeven veel mensen hun geld en waardevolle spullen en verdubbelden de prijzen van veel levensmiddelen. Het kabinet van Cort van der Linden greep in en verklaarde zich bevoegd om woekerprijzen tegen te gaan.
Het gemis van de gemobiliseerde plaatsgenoten liet zich al snel voelen, met name in de oogsttijd. Daar kwamen de last van de vele vorderingen nog bij, zoals paarden, hooi, wol, vrachtwagens en benzine.

Staat van beleg
In de grensstreken, ook in Gemert, werd in september 1914 de staat van beleg afgekondigd. De normale toestand en wetgeving was zodoende niet meer van toepassing, en in onze gemeente namen de militairen het gezag van burgemeester Buskens en tien raadsleden over.
Ook werd Gemert werd geconfronteerd met een grote toeloop van Belgische vluchtelingen. Er bleek plek te zijn voor honderdveertig personen; acht logementhouders in Handel waren bereid onderdak te bieden. De vluchtelingen dienden wel rooms-katholiek te zijn, anders waren ze niet welkom…

Schaarste
Na anderhalf jaar oorlog werd de afhankelijke positie van Nederland als het ging om levensmiddelen en grondstoffen steeds duidelijker. Het leidde tot de Levensmiddelenwet. Vasthouding en prijsopdrijving van graan, meel en brood diende zo te worden voorkomen. Maar voor burgemeester Buskens was het afdwingen van naleving van dit alles een te grote kluif. Er werd de nodige rogge achtergehouden, dat blijkt uit het feit dat molenaars regelmatig betrapt werden op het malen voor particulieren. De bakkers in Gemert zaten dan ook vaak zonder bakrogge en het dorp dus zonder roggebrood, hét volksvoedsel.

Duitse deserteurs en Franse kinderen
Een nieuwe groep vreemdelingen diende zich aan: Duitse deserteurs. Toen de Duitse regering in 1916 verklaarde géén interneringskosten te vergoeden voor deserteurs, kreeg zuinigheid de overhand en mochten deserteurs zich overal vrij vestigen. Aldus verschenen er uiteindelijk drieënzestig Duitsers in Gemert. Hun verblijf bleek zeer tijdelijk, want in oktober 1917 verbleven er nog maar drie in het dorp.
In het voorjaar van 1917 arriveerden zevenenvijftig Franse kinderen op het Gemertse kasteel, waar de laatste Franse jezuïeten verbleven. Een Comité d’Hospitalisation had het initiatief genomen om weeskinderen uit de bezette gebieden in Frankrijk naar Nederland te laten komen.

Het laatste jaar
In de laatste fase van de oorlog werd het brandstofgebrek steeds nijpender. Om de energie- én de voedselbehoefte in goede banen te leiden, kwam er een distributiekantoor, dat al snel veel kritiek over zich heen kreeg. Verder nam de werkeloosheid toe, vooral onder de wevers, vanwege de stagnerende aanvoer van grondstoffen. Het gemeentelijk jaarverslag van het laatste oorlogsjaar was logischerwijs zwaar in mineur. De wapenstilstand van 11 november 1918 werd dan ook, ondanks de neutraliteit, als een enorme bevrijding ervaren.