Albert Gerard (Bert) Koenders

Interdepenentie en Globalisering

Bert Koenders (PvdA) geboren in 1958 was minister van Ontwikkelingssamenwerking van 2007 - 2010. Hij richtte zich, evenals Van Ardenne, vooral op veiligheid en de situatie van fragiele staten, al legde hij binnen de 3D benadering iets meer prioriteit bij ontwikkelingssamenwerking. Onder Koenders werd veel onderzoek gedaan naar de samenhang tussen veiligheid en conflicten enerzijds, en ontwikkeling aan de andere kant.

Maatschappelijke organisaties & bedrijfsleven 
Het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers moesten ook hun aandeel leveren. Koenders introduceerde de term mondiaal burgerschap: dat is de bijdrage die deze drie kunnen leveren aan duurzame mondiale ontwikkeling. Hij legde zijn beleid neer in de notitie ‘Een zaak van iedereen’, waarin Koenders het belang onderstreepte van partnerschappen. Op initiatief van het ministerie sloten Nederlandse ondernemingen en NGO’s de ‘Schoklandakkoorden’, waarin zij vastlegden welke inspanningen zij wilden doen voor ontwikkelingslanden. Koenders dwong de particuliere organisaties tot meer samenwerking. Alleen in allianties konden zij aanspraak maken op medefinanciering.

Ontwikkelingsdenken
Begin 2010 pleitte de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor grondige hervormingen van het ontwikkelingsbeleid, waaronder er meer aandacht kwam voor ‘mondiale publieke goederen’. De afgelopen periode is het inzicht van mondiale interdependentie doorgebroken: grensoverschrijdende problemen kunnen niet meer uitsluitend binnen nationale grenzen worden opgelost. De mensheid is door globalisering, vrijhandel en internet steeds meer onderling afhankelijk geworden.

Het besef van interdependentie wordt versterkt door een aantal samenhangende systeemcrises die na 2008 het geloof in de vrije markt en het neoliberale economische model doen wankelen. De financiële en economische crisis toont aan dat de controle op de mondiale financiële sector tekort schiet en dat de deregulering slechts een deel van de wereldbevolking ten goede komt.

De klimaatcrisis laat – net als de toenemende schaarste aan energie en ander grondstoffen - zien dat een ongebreidelde (maar voor de vermindering van armoede ook noodzakelijke) economische groei, de draagkracht van de aarde te boven gaat. De mondiale voedselcrisis toont de gevaren van een stijgende wereldbevolking en de beperkingen van alternatief landgebruik (bijvoorbeeld voor biobrandstof ). Inmiddels woont 70 procent van de armen niet meer in de armste landen, maar vooral in zogenoemde middeninkomenslanden (vaak ‘emerging powers’) waar technische hulp of geld van buiten steeds minder relevant worden. Dat leidt tot een wereld die gekenmerkt wordt door toenemende ongelijkheid binnen landen, in plaats van zoals vroeger tussen landen, en dus wordt armoede meer een verdelingsprobleem.

Nota: 

Bronnen:

Extra: