Jan de Koning

Armoedebestrijding en economische verzelfstandiging

Jan de Koning (ARP, later CDA) was het op vele punten eens met het beleid van zijn voorganger Pronk. Net als deze probeerde hij armoedebestrijding te combineren met economische verzelfstandiging van ontwikkelingslanden De Koning betitelde dit als een 'tweesporenbeleid', maar dit verschilde niet wezenlijk van dat van Pronk of de eerdere ministers. De hulp werd ook deels ontbonden: ontvangende landen kregen een stem bij wie ze het Nederlandse hulpgeld mochten besteden. In de internationale fora speelde De Koning geen grote rol. Voor de (enige) internationale topconferentie van regeringsleiders en staatshoofden over de Noord-Zuid-problematiek in Cancùn (Mexico) in 1981, werd Nederland niet uitgenodigd.

Onder Jan de Koning werd het tweesporenbeleid, waarmee Pronk begonnen was, voortgezet. Dit beleid houdt in dat hulp als doel heeft om zowel de positie van de doelgroep zo snel mogelijk te verbeteren, maar ook de politieke en economische positie te verzelfstandigen op de langere termijn. Paul Hoebink omschreef dit beleid als zowel realistisch als idealistisch.

Op organisatorisch niveau slaagde De Koning erin om de onder Pronk vastgelopen ambtelijke hervormingen in grote lijnen door te voeren, waarbij zowel wijzingen in het personeelsbeleid als invoering van regionale directies met landenbureaus en een afdeling met sectorspecialisaties werden ingesteld. Met deze verandering kon er sneller worden ingegrepen wanneer een project te lang te weinig resultaat opleverde. Echter lukte het De Koning niet om ontwikkelingsafdelingen op de ambassades te creëeren. Ook het bedrijfsleven wist hij niet genoeg te simuleren tot grotere activiteiten. Hij had intensief gesproken met het bedrijfsleven, maar hier kwam geen enkel initiatief uit voort. Volgens De Koning had het bedrijfsleven daarmee zijn recht op kritiek op beleid verloren.

Verder kwamen er van de Raad van Kerken de resultaten van een onderzoek in Colombia naar de rol van het bedrijfsleven in relatie tot ontwikkelingssamenwerking, deze waren negatief.  

Maatschappelijke organisaties
De vier grote particuliere ontwikkelingsorganisaties kregen van de ministers meer beleidsvrijheid en ook hun budget groeide. Een zelfde vorm van 'programmafinanciering' voerde De Koning ook door bij de NCO, die meer eigen beleidsverantwoordelijkheid kreeg te dragen, met alleen achteraf toezicht door de minister.

Financiën 
Tijdens het ministerschap van De Koning stond het budget onder druk door economische krimp. In 1980 besloot het kabinet de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking op anderhalf procent van het netto nationaal inkomen te houden. In de praktijk betekende dit dat de bestedingsruimte terugliep. Ondanks dat De Koning protesteerde tegen deze begroting leverde dit weinig op. 

Bronnen:

 Nota's 


Video's: