Appelblossem van Olde Kets Goldsteen

Fleur en kleur in huis

Tijd van burgers en stoommachines

Omstreeks 1876 kwam "Olde Kets" Goldstein uit Meppel ‒ een kleine joodse man met een enigszins hoge rug, welbespraakt en vriendelijk ‒ naar Staphorst om er huizen te verven en binnen "appelblossem"-schilderingen te maken. Hij voegde daarmee een nieuw element toe aan het interieur van de Staphorster boerderij.

Met "potties vaarve"

Oorspronkelijk werd bij deze schilderingen van bloemmotieven ossenbloed gebruikt voor de rode ondergrond op het houtwerk. Goldsteen gebruikte echter al verf van een warme, gloedvolle oranjebruine kleur. Een latere telg uit het geslacht Goldsteen, Hartog, geboren in 1887, werkte met een donkerder ondergrond. In zijn "potties vaarve" bracht deze schilder-drogist uit Meppel Engels rood mee, maar ook Pruisisch blauw, smaragdgroen, chromaat-geel, zwart en wit. Hij werkte deels met kwast, deels met penseel. De verf was waarschijnlijk vermengd met een dikke standolie, waarbij de lijnolie die erin verwerkt was, zorgde voor duurzaam werk van een hoge glans. Hartog Goldsteen schilderde vaardig en vlot en met een groot gevoel voor vlakverdeling, zij het soms enigszins slordig.

Opgezet in Pruisisch blauw

Vermoedelijk begonnen de schilders steeds met de vaas, die werd opgezet in Pruisisch blauw. De kant naar het venster werd met wit lichter gemaakt. Na de vaas werd de bovenste bloem opgezet in steenrose met wit en daarna werden de twee bloemen in dezelfde kleurencombinatie boven de vaasrand geplaatst. De ruimte ertussenin werd opgevuld met enkele bloemen in rose of blauw. Ter linker- en ter rechterzijde werden ook een paar bloemen geschilderd en daarna, met zwart en voor het eerst in penseelwerk, zeer vluchtig de stengels. Vervolgens kregen alle bloemen met een kwastje een zwart hart. De groene bladeren werden weer met een kwast opgezet en met wit kregen zij enig reliëf. Met een penseel werden de lege plekken met krullen en uitstralende lijnen opgevuld. Ter afronding werd de vaas vanbinnen geschilderd, tot de jaren dertig in een okergele kleur, daarna met zwart. Soms werd op de vaas nog een jaartal gezet. Het wit kreeg na verloop van tijd vaak een zilverachtige kleur.

Notenboom

Een andere vorm van schilderen die hoort bij het Staphorster interieur is het eeuwenoude "neuteboom" of noteboom, een houtnerf-imitatie, meestal toegepast op deuren, spindes en bissekisten. Aanvankelijk was de Staphorster neuteboomstijl een globale imitatie van de structuur van notenhout. Op den duur werd de houtnerf echter gecombineerd met sjablonen, streepjes en groene accenten. Op een laag lichtgekleurde grondverf, meestal wit, werd een laag geelbruine waterverf aangebracht. Vervolgens werd daarin met een platte kwast en een eendenvleugel in één bewerking een nervenstructuur gecreëerd. Onderlagen werden daarbij niet aangebracht. Panelen en profielrandjes kregen vaak een roodbruin accent. Het schilderwerk was eerst meer oranjebruin van toon, maar begon later meer te neigen naar geel. Als de waterverf droog was, werd het geheel afgelakt met blanke vernis.

Nieuwe belangstelling

De oude technieken van appelbloesem en neuteboom kwamen na de laatste eeuwwisseling weer meer in de belangstelling te staan en werden sindsdien regelmatig toegepast in verbouwde boerderijen. De Staphorster kunstschilder Jan Schra maakte zich de oude techniek eigen, die hiermee werd bewaard voor de toekomst.