Bathmen breidt uit

Van agrarische gemeenschap naar forensendorp

Tijd van wereldoorlogen

"Zodra we de zogenaamde Banninksallée achter ons hebben, verlaten we dien weg en brengt ons een grintweg naar de plaats onzer bestemming. Reeds spoedig doet zich achter de vruchtbare akkers,die zich aan beide kanten langs ons pad uitstrekken, de uiterst nette kerk met haar stompen toren voor ons op en weldra voelen wij onder onze voeten weer een klinkerweg, die ons kan doen besluiten dat wij in het dorp zijn aangekomen. Geen aaneen gebouwde kom of een regelmatige rij naast elkaar gebouwde huizen, niets doet aan een dorp denken, nog altijd liggen de huizen als in ouden tijd verspreid. Tusschen de boerenerven wier namen wij reeds in de oudste geschriften aantreffen, zijn hier en daar, te midden van welige moestuinen, eenige woningen verrezen en dit geheel geeft een zeer vriendelijke indruk."
Zo beschreef J.W. Mulder zijn geboortedorp in 1887. Bathmen is een vanouds agrarische gemeenschap. Tot ongeveer 1900 waren vrijwel alle huizen in het dorp, evenals in het buitengebied, boerderijen, veelal gelegen rondom de kerk en de Brink. Veel boerderijen waren naast agrarisch bedrijf ook café of kruidenierswinkel. Pas na de Tweede Wereldoorlog begon het dorp zich uit te breiden. Het eerste plan van uitbreiding dateert van 1949. Men wilde met dit plan waarborgen dat Bathmen zijn agrarische karakter zou behouden. De geringe groei van de bevolking was niet bepalend voor het uitbreidingsplan, maar het plan werd ingegeven door het aanleggen van een zuidelijke rondweg. Deze nieuwe weg liep van de tegenwoordige Wolterinkhofstraat en Veldkamplaan naar de Schipbeeksweg.

Bouwen voor Deventer

In de jaren zestig veranderden de opvattingen over het behoud van het agrarisch karakter van Bathmen. Er was een vrij groot tekort aan woningen ontstaan. Dat tekort was ten dele het gevolg van de behoefte van de eigen bevolking, maar meer in het bijzonder door de interesse vanuit Deventer. Deventer kampte destijds met een groot woningtekort. Op aandringen van de toenmalige minister van Volkshuisvesting, ir. Schut, zegde het gemeentebestuur van Bathmen toe bouwgrond beschikbaar te stellen. De woningen werden gebouwd ten noorden van de Deventerweg (Noorderenk). Ook ontstond het bestemmingsplan Zuid-Oosthoek. Bathmen werd in oostelijke richting uitgebreid met 240 woningen (de Oranjebuurt) Tenslotte werd nieuwbouw gerealiseerd tussen de Pollaan en de toenmalige sportvelden van ABS aan de Vegerinkskamp. De raad stelde op 30 november 1971 de drie bestemmingplannen vast. Het geheel verliep erg moeizaam, omdat Provinciale Staten grote bezwaren had tegen de plannen. Men vond het aantal woningen te veel en men vreesde voor verstedelijking van de gemeente Bathmen. Het gemeentebestuur onder leiding van burgemeester Bazen protesteerde tegen de bezwaren van de provincie. Uiteindelijk werd een compromis bereikt: de plannen moesten in fasen gerealiseerd worden.

Recente nieuwbouw

Het gebied ten oosten van de Koekendijk tussen de spoorbaan en de Looweg was het volgende object, dat onder de naam Kerkmars in aanmerking kwam voor woningbouw. Het plan bestond uit het realiseren van 68 woningen over de jaren 1986 tot 1988, Gelijktijdig met het plan Kerkmars stelde de raad in januari 1985 het bestemmingsplan Kranssteeg vast, op het terrein van de voormalige Coöperatie op de plek waar nu de Welkoop staat. De wijk staat nu bekend als de Molenhof. Verdere uitbreidingsplannen waren de Bathmense brug in 1987 en de Broake in 1989. Bathmen ontwikkelt zich nu verder op de Bathmense enk. Zo veranderde Bathmen in een halve eeuw van agrarische gemeenschap in forensendorp.