De kogge

Handel en Hanze

Tijd van steden en staten

In de buitenhaven van Kampen ligt het grootste deel van het jaar een replica van een middeleeuws koggeschip aangemeerd. Het zeewaardige vrachtschip met enkele mast is zo'n 20 meter lang en heeft een laadvermogen van 60 ton. Aan dit scheepstype had Kampen in de Middeleeuwen zijn dominante handelspositie te danken. De ontwikkeling van de kogge maakte het mogelijk om vanaf de Zuiderzee rechtstreeks om het huidige Denemarken heen naar het welvarende Oostzeegebied te varen. In 1251 kregen de zogeheten Ommelandvaarders uit de IJsselstreek privileges van de Deense koning Abel, die hen gunstige toltarieven en soepele handelsvoorwaarden verleende. Dankzij deze Noord-Europese handel beleefde Overijssel gouden tijden.

Strategische ligging

Overijssel produceerde zelf in beperkte mate voor de Europese markt. De lokale kooplieden handelden vooral in producten van elders. De strategische ligging van de regio was hierbij van cruciaal belang. Naast de verbinding via de Zuiderzee beschikte men via de IJssel, Vecht en latere Schipbeek over uitstekende verbindingen met het Duitse achterland. Bovendien liepen er door Overijssel belangrijke handelswegen vanuit Utrecht en Holland richting Duitsland. Vooral Deventer en Zwolle konden zich dankzij hun ligging op een knooppunt van (water)wegen ontwikkelen tot belangrijke bovenregionale marktplaatsen. Deventer mocht vanaf 1386 maar liefst vijf jaarmarkten organiseren. Kampen richtte zich vooral op de internationale handel. Geleidelijk ontstond er in het Nederduitse taalgebied een uitgebreid netwerk van kooplieden, die vanuit hun eigen woonplaats handel dreven en het goederenvervoer aan derden overlieten. De kooplieden namen onderling de zaken waar. Via brieven onderhielden ze intensief contact. Zo'n belangengemeenschap werd ook wel aangeduid als hanze. De belangrijkste handelsgoederen binnen de zogeheten Duitse Hanze waren bont, was(kaarsen), laken, koper, ijzer, zout, vis en bier.

Stedennetwerk

Door de gemeenschappelijke belangen van handelaren en steden traden die laatstgenoemde steeds nadrukkelijker als belangenbehartiger op de voorgrond. In 1356 kwamen de steden van de Duitse Hanze voor het eerst bij elkaar onder leiding van het Noordduitse Lübeck. Dit was het begin van de stedenhanze. Alle steden binnen het Duitse Heilige Roomse Rijk, waartoe ook het Oversticht behoorde, konden in principe deelnemen aan de Hanze. Deventer en later Zwolle en Kampen waren principaalsteden binnen de Hanze met een eigen vertegenwoordiging; steden als Steenwijk, Hasselt en Ommen golden als bijsteden. Hun belangen werden zoveel mogelijk door de principaalsteden behartigd. De Hanze was vooral een bondgenootschap dat probeerde handelsprivileges in omringende gebieden af te dwingen en interne handelsbelemmeringen weg te nemen. In conflictsituaties kondigden de steden incidenteel een boycot af of rustten een oorlogsvloot uit. Bijzonder loyaal waren de Overijsselse steden als verre buitenplaatsen van de Hanze niet. Ze moesten voortdurend schipperen tussen hun goede betrekkingen met de oosterburen en hun handelsrelaties in met name Holland. Alleen als het hen uitkwam verschenen de steden op de vergaderingen van de Hanze in Lübeck.

Koopmanshuizen

Na 1500 ging het snel bergafwaarts met de handelspositie van de IJsselstreek. De kooplieden legden het af tegen de Hollandse concurrentie. Door economische bloei van het Middellandse zeegebied kreeg de Noordzee een sleutelpositie in de Europese handel. De periodieke jaarmarkten legden het af tegen de permanente stapel- of overslagfunctie van een stad als Amsterdam. Daarbij werd de kogge verdrongen door grotere scheepstypen. Intussen verzandde de IJssel door verminderde wateraanvoer via de Rijn. Met het aanbreken van de Hollandse Gouden Eeuw werd de glans van de Overijsselse voorspoed almaar doffer. De indrukwekkende koopmanshuizen in de Hanzesteden herinneren nog aan de gloriejaren van de regio.