Onderwijs na 1806

Van onderwijs voor weinigen naar onderwijs voor iedereen.

Aan het begin van de 19de eeuw waren er nauwelijks regels voor het onderwijs. Het lager onderwijs werd verzorgd door de kerken. Een leerplicht bestond niet en vooral kinderen van keuterboeren en (land)arbeiders kregen nauwelijks onderwijs. In de loop van de 19de en 20ste eeuw werden wetten ingevoerd die het onderwijs voor meer kinderen toegankelijk maakten en de kwaliteit van het onderwijs enorm verbeterden, ook in Westerwolde.

School van de kerk
In 1806 kwam de Wet voor het lager Onderwijs. Vóór die tijd waren kerken verantwoordelijk voor het onderwijs. De onderwijzer werd door de kerk betaald en was meestal ook koster, voorlezer en voorzanger in de kerk. Kinderen moesten schoolgeld betalen aan de onderwijzer. Voor kinderen uit een arm gezin (en dat waren er veel) betaalde het bestuur van de kerk het schoolgeld. 

De Schoolwet van 1806
De nieuwe “Wet voor het lager Onderwijs” maakte de gemeente verantwoordelijk voor het onderwijs. Er kwamen toen ‘openbare scholen’ die onderhouden werden door de gemeente.
Ook werd met deze wet het klassikaal onderwijs ingevoerd. Voor die tijd kreeg elke leerling apart les en konden de andere kinderen met elkaar kletsen, door de klas lopen e.d. Hierdoor kregen kinderen vaak te weinig onderwijs. Door het invoeren van klassikaal onderwijs kregen alle leerlingen in een groep tegelijk les. En moesten dus ook stil zijn.
In 1848 werd de Grondwet aangepast. Er kwam vrijheid van onderwijs, zodat er naast de openbare ook ‘bijzondere scholen’ mochten worden opgericht. Deze werden grotendeels onderhouden en bestuurd door ouders op basis van geloofsovertuiging of een andere levensbeschouwing.

Nadelen
Het onderwijs kende tot het begin van de 20ste eeuw verschillende problemen:

  • Omdat er geen openbaar vervoer was, hadden ook plaatsen met weinig kinderen een lagere school. Hierdoor waren er veel kleine schooltjes en was de kwaliteit van de onderwijzers vaak onvoldoende. Op een kleine school met weinig leerlingen verdiende een onderwijzer immers minder dan op een grotere school. Daardoor kreeg een kleine school vaak niet de beste onderwijzers. De kwaliteit van onderwijzers kon je zien aan zijn rang.

 

Rang

Wat de onderwijzer moest kunnen

 

4

Onderwijzers vanaf 16 jaar die konden lezen, schrijven en rekenen en enige aanleg hadden tot het geven van onderwijs.

 

3

Onderwijzers vanaf 18 jaar, die ook goede kennis hadden van de Nederlandse taal en goede ervaring hadden in het geven van onderwijs.

 

2

Als rang 3 met bovendien kennis van geschiedenis en aardrijkskunde en nog meer ervaring in het geven van onderwijs.

 

1

Als rang 2 met bovendien kennis van wis- en natuurkunde en die zich ook beschaafd kon gedragen en een goed verstand moest hebben.

  • Om voldoende te verdienen, moesten onderwijzers er vaak andere inkomsten bij zien te krijgen. In Westerwolde hadden sommige onderwijzers een klein boerenbedrijf.
  • Er was geen leerplicht, waardoor veel kinderen in Westerwolde op het land meewerkten (aardappels rooien, koeien hoeden, op de kleine kinderen passen). Het was niet vanzelfsprekend om elke dag naar school te gaan. Bijvoorbeeld in Sellingen was de school tussen Pasen en eind oktober helemaal gesloten!

In de eerste afbeelding zie je een overzicht van het aantal scholen in 1834 en in 1853. 

Beter onderwijs door wetgeving
Door wetgeving in de 19de en begin 20ste eeuw werd het onderwijs beter, evenals de schoolgebouwen. In 1878 werd het verboden om kinderen tot 12 jaar in fabrieken te laten werken. In 1917 werd geregeld dat de bijzondere scholen evenveel geld kregen om de school te bekostigen als de openbare scholen. Daardoor kwamen er rond 1920 veel bijzondere scholen in Westerwolde (Barnflair, Ter Apel, Blijham, Vledderveen, De Weite, Harpel). Hierdoor daalde het leerlingenaantal op de openbare scholen. Na 1950 werden enkele lagere scholen opgeheven omdat het leerlingenaantal te laag was geworden.

Hendrik Wester.
Met de wet van 1806 werd ook de opleiding van onderwijzers verbeterd, evenals het toezicht op de scholen door schoolopzieners. Een bekende schoolopziener in Westerwolde was Hendrik Wester. Een paar keer per jaar bezocht hij alle scholen in het gebied om het onderwijsniveau te controleren. Hij was een onderwijshervormer, die al vóór 1806 klassikaal onderwijs invoerde toen hij nog onderwijzer was in Oude Pekela. Ook schreef hij meerdere lesboekjes.

Tijdlijn:

Jaar

Gebeurtenis

1801

Hendrik Wester werd benoemd als schoolopziener voor Oost-Groningen.

1806

Invoering van de wet die het beheer van en toezicht op het lager onderwijs aan de overheid toewijst.

1848

Vrijheid van onderwijs in de grondwet.  De openbare scholen vielen onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. De bijzondere scholen vielen onder verantwoordelijkheid van schoolbesturen die door ouders werden bemand.

1874

Kinderwetje van Van Houten. Verbod om kinderen tot 12 jaar in fabrieken te laten werken.

1900

Leerplichtwet. Kinderen van 6 tot 12 jaar waren verplicht onderwijs te volgen.

1917

In de grondwet werd vastgelegd dat de bijzondere scholen nu recht hadden op dezelfde financiering door de overheid als de openbare scholen.

1985

Invoering basisschool. Kleuterschool en lagere school worden samengevoegd.

Zelf lezen:
Geschiedenis van het onderwijs in Sellingen

Bronnen:
De geschiedenis van Westerwolde, deel 6: Welzijn, gezondheid en onderwijs – Vincent Sleebe, Stichting Gebroeders Hesse Fonds, REGIO-PRojekt Uitgevers, Groningen 1997

Geschiedenis_van het onderwijs in Nederland