Waterrijk Werkendam

In het waterrijke Nederland is scheepvaart al eeuwen lang belangrijk. Bij scheepvaart horen ook havens. In Werkendam kun je twee binnenhavens vinden. Vroeger was er maar eentje.

Het is 1940. ‘Bepke’, roept moeder, ‘kom je sommen nu toch eens afmaken.’ ‘Hé’, moppert Bepke, ‘ik mocht net even het roer vasthouden van vader.’ Bepke woont samen met haar broertjes en zusjes op een binnenvaartschip. Het is een zeilschip, een klipper en heet ‘De Nieuwe Zorg’. De thuishaven is Werkendam. Over een paar weken gaat Bepke naar het internaat voor schipperskinderen in Vreeswijk. Tot die tijd is moeder haar juf. En haar grote zus helpt ook vaak mee. Ze gaan weleens aan wal naar school. Als vader een paar dagen ergens ligt om te laden of lossen, vraagt hij aan de havenmeester of er een school in de buurt is. Dan mogen de kinderen naar een echte school. Veel leuker dan aan boord leren, vindt Bepke. De roef is maar klein en op een school kun je met andere kinderen spelen. Het liefste gaat ze in Zeeland naar school. Daar voelt ze zich een echt dametje, want ze mogen van moeder op hun schoenen naar school. De andere kinderen dragen klompen. Maar o wee als ze weer eens in Den Haag naar school gaan. Daar halen de kinderen hun neus op voor de schipperskinderen. 

In de oorlog wordt het internaat in Vreeswijk gebruikt als militair ziekenhuis. De zusjes worden ondergebracht bij een deftige familie in Rotterdam. Een paar dagen daarna wordt de stad door de Duitsers gebombardeerd. Bepke en Neeltje vinden het verschrikkelijk, vooral omdat ze niet weten waar vader en moeder zijn. Dat horen ze pas later. Het schip ‘De Nieuwe Zorg’ is in Zeeland aangekomen. Door de Franse soldaten die samen met de Nederlanders tegen de Duitse bezetter vechten, is het schip opgeblazen. Op die manier hebben de Duitsers er niets meer aan. Maar de vader van Bepke ook niet! Samen met zijn gezin gaat hij aan wal wonen in Werkendam. Als de oorlog is afgelopen komt er een ander schip. Vader is zo blij, hij staat te zingen aan het roer. Moeder vaart niet meer mee. Zij blijft bij de kinderen thuis. Neeltje en Leen varen mee met vader. Ze zijn al 18 en 14 jaar en kunnen prima helpen. Het is druk voor de binnenvaartschippers. Er is veel vraag naar voedsel, materiaal voor de bouw en herstel van huizen en  andere gebouwen. Veel wegen, bruggen en spoorlijnen zijn in de oorlog vernield. Scheepvaart is al gauw weer mogelijk. In Werkendam is het een drukte van belang. Als snel blijkt dat de Binnenhaven veel te klein wordt. De haven loopt dwars door het dorp en kan niet worden vergroot. De haven wordt dichtgemaakt, gedempt. Bepke vindt dat maar een raar idee. De plek waar ze eerst kunnen aanleggen met het schip wordt land. Een stukje van deze haven is bewaard gebleven en heet nu de Dokvijver. De nieuwe haven wordt net buiten het dorp aangelegd en is in 1950 af. De haven krijgt de naam Biesboschhaven.

Bepkes vader vervoert zand en grind door heel Nederland en ook naar Duitsland. Andere schippers hebben suikerbieten in het ruim, maar ook steenkool, graan, zout of hout, veevoer en kunstmest. Al dat vervoer levert ook werk op voor andere mensen in Werkendam. Er komen steeds meer bedrijven bij: een machinefabriek, een oliehandel en later transportbedrijven, aannemers en een autogarage. Twintig jaar later wordt de Biesboschhaven te klein, vooral in de decembermaand als de schippers graag in hun thuishaven willen liggen. Een nieuwe haven aanleggen kost een hoop geld. Het duurt tot 1985 voordat de Beatrixhaven af is. Behalve voor grote binnenvaartschepen is er in de nieuwe haven ook plaats voor coasters. Daarmee kun je op zee varen. Al die schepen worden steeds groter en luxer. Vroeger hadden lang niet alle schippers een auto, nu hebben ze er vaak mee dan één. Er is een speciale autosteiger waar auto’s op het schip worden gehesen.

In 1975 komt er in Werkendam een internaat voor schipperskinderen. Dat bestaat nog steeds. De kinderen logeren in het internaat en gaan in het dorp en later in de stad naar verschillende scholen. Dat kan tot ze 18 jaar zijn. Met hun ouders hebben ze veel meer contact dan de schipperskinderen vroeger. Eén keer per week kreeg Bepke een briefje van haar vader en moeder en alleen in de vakantietijd ging ze naar huis. Toch kijkt Bepke, die nu 83 jaar is met veel plezier terug op haar kindertijd. ‘Het was gewoon zoals het vroeger was.’