Het oosten van de provincie gaat op de schop en van veen wordt turf gemaakt
In de 17e eeuw begint men het grote veengebied in het oosten van de provincie af te graven Deze regio krijgt hierdoor een geheel andere aanblik. Via Pekela, Hoogezand, Sappemeer, Veendam, Wildervank en Stadskanaal wordt in de 19e eeuw Ter Apel bereikt. Eerst komen de verveners, daarna de landbouwers en vervolgens de handels- en ambachtslieden. Van alle kanten stromen de nieuwe bewoners toe, waaronder verhoudingsgewijs veel dissenters op godsdienstig gebied. In de Veenkoloniën ontstaat een multiculturele samenleving 'avant la lettre'. De ontginners en verveners zijn particulieren; ze werken zelfstandig of gezamenlijk in de vorm van een compagnie. De grootste 'projectontwikkelaar' in deze is echter de Stad. Zij stelt voorschriften vast voor de turfwinning: de uitgebreide Conditiën uit 1628, opgesteld voor de vervening van Sappemeer en omstreken, worden door de andere verveners nagevolgd. De stad zorgt voor de infrastructuur, bijvoorbeeld het graven van het Winschoterdiep en het Stadskanaal, waarlangs alle turfafvoer moet plaatsvinden. Dit levert de Stad aanzienlijke inkomsten op en tot in de 20e eeuw een sterke machtspositie in de Veenkoloniën.
Afbeelding: 'Hoogveenderij in volle werking', mogelijk bij Wildervank, olieverf op doek, Jacobus Sibrandi (Collectie Groninger Museum, foto John Stoel)