Patriotten en prinsgezinden komen tegen over elkaar te staan. Na een buitenlandse militaire interventie verliest eerstgenoemde partij de machtsstrijd, althans voorlopig
Na 1780 komt overal in het land meer en meer verzet tegen het politieke systeem, met name bij de ontwikkelde burgerij. De burgers wensen medezeggenschap in het bestuur, zo niet goedschiks dan kwaadschiks. Aanvankelijk zoeken zij hun steun bij stadhouder Willem V, maar deze koestert dezelfde opvattingen als zijn vader (Willem IV). Vandaar dat de ontevreden burgerij zich van hem afkeert en een eigen partij vormt, de patriotten. Tegenover hen staan de aanhangers van de stadhouder, de prins- of oranjegezinden. In de stad Groningen krijgen de patriotten langzamerhand de overhand, in de Ommelanden en het Oldambt de oranjegezinden. De patriotten beginnen eigen exercitiegenootschappen (kleine privélegers) en raken herhaaldelijk slaags met hun tegenstanders. In 1787 komt de agitatie tot een hoogtepunt en ook tot een einde. De echtgenote van de stadhouder, Wilhelmina, wordt bij Goejanverwellesluis door patriotten tegengehouden. Haar broer, de koning van Pruisen, is hierover zo verontwaardigd dat hij het Pruisische leger naar de Republiek stuurt. De patriotten delven het onderspit en vluchten naar het buitenland. Ook die van Stad en Lande. Hun tijd komt pas weer in 1795.
Afbeelding: Keeshond en vrijheidshoed op kurkentrekker van zilver en parelmoer (Collectie Groninger Museum, foto Marten de Leeuw)