De stad Groningen en de (Friese) Ommelanden sluiten in 1428 en 1473 verdragen tot onderlinge bijstand tegen binnen- en buitenlandse vijanden.
De (Friese) Ommelanden vormen een gebied zonder landsheerlijk gezag en erkennen in naam alleen dat van de Duitse keizer. Men regelt zelf de zaken; de 'Friese Vrijheid'. Bij verschil van mening tussen personen of streken zijn er twee mogelijkheden: de veroorzaker van het probleem met geweld uitsluiten of een overeenkomst met hem sluiten. Beide mogelijkheden worden volop toegepast in steeds wisselende coalities. De vijand van vandaag is de vriend van morgen en omgekeerd. Hoofdelingen in hun versterkte steenhuizen, abten in hun kloosters en stedelingen in de Stad vechten met hun volgelingen voortdurend onderlinge vetes uit. Dat anarchie en rechteloosheid bij tijd en wijle hoogtij vieren is de onplezierige keerzijde van deze 'Friese vrijheid'. Halverwege de 14e eeuw wordt in de Ommelanden de Friese volkstaal geleidelijk verdrongen door een Nedersaksische variant. Rond 1400 duiken twee elkaar bestrijdende partijen op, die een gelijkenis vertonen met de groepen die in Friesland Schieringers en Vetkopers worden genoemd. Wie waar nu precies voor staat, is echter nooit geheel duidelijk geworden. Vanaf het tweede kwart van de 15e eeuw, die vanaf dan in Groningen zonder strijdgewoel verloopt, wordt de Stad een machtige partij, die door haar geld en legermacht de omliggende gebieden kan beschermen en beheersen.
Afbeelding: Ommelander daalder uit 1580 met het Ommelander wapen, bestaande uit de wapens van de delen Hunsingo, Fivelingo, Humsterland, Vredewold en Langewold en als hartschild het zogenaamde oude wapen van koning Radbod (Collectie Groninger Museum)