Anton de Kom

Strijd tegen racisme en kolonialisme

Anton de Kom is een Surinaamse antikoloniale schrijver, activist en verzetsheld. In 1934 publiceert hij zijn boek Wij slaven van Suriname, een aanklacht tegen racisme, uitbuiting en koloniale overheersing. Nog steeds wordt zijn boek veel gelezen, omdat het de koloniale machtsstructuren inzichtelijk maakt voor een groot publiek.

Suriname
Anton de Kom wordt geboren in Paramaribo, de hoofdstad van Suriname, op dat moment een kolonie van Nederland. Zijn vader werd vlak voor de afschaffing van de slavernij in 1863 geboren als slaaf op de plantage Molhoop. Anton haalt zijn boekhouddiploma in Suriname, maar hij kan door het racistische beleid geen goede baan krijgen. Hij vertrekt naar Nederland om daar zijn geluk te beproeven.

Nederland
In 1921 arriveert De Kom in Nederland. In Den Haag vindt hij een baan bij een handelaar in koffie en thee. Hier leert hij Petronella Borsboom kennen. In 1926 trouwen ze. Zo’n gemengd huwelijk wordt in die tijd nog als ongewoon beschouwd in het overwegend witte Nederland. Anton en Nel krijgen vier kinderen.

Naast zijn werk ontwikkelt hij zich tot schrijver en dichter. Uit ongenoegen dat er in Nederland zo weinig bekend is over de geschiedenis van Suriname en het slavernijverleden geeft hij hierover lezingen. Geïnspireerd door de strijd tegen racisme in de Verenigde Staten en de gelijkheidsidealen van communistische organisaties in Nederland publiceert hij kritische politieke artikelen. Hij krijgt communistische vrienden en voelt zich verwant met Indonesische studenten die streven naar de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië.

Als zijn moeder eind 1932 op sterven ligt, vertrekt hij met zijn gezin naar Suriname. Hier zet hij zijn politieke activiteiten voort. Zijn lezingen worden door de autoriteiten verboden. Hij richt een adviesbureau op. Veel Surinamers met verschillende etnische achtergronden weten De Kom hier te vinden en al snel krijgt hij de bijnaam ‘papa De Kom’. Omdat de autoriteiten het verzet vrezen dat De Kom met zijn activiteiten aanwakkert, wordt hij gevangengezet. Op 7 februari 1933 verzamelt zich voor de gevangenis een grote menigte om steun aan De Kom te betuigen. Soldaten openen het vuur en er vallen twee doden en 22 gewonden. Om verder oproer te voorkomen, wordt De Kom verbannen uit Suriname en moet hij terugkeren naar Nederland.

Wij slaven van Suriname
In Nederland komt hij niet meer aan het werk. Wel blijft hij schrijven. Hij publiceert in 1934 zijn boek Wij slaven van Suriname, het eerste geschiedenisboek over Suriname door een Surinamer. Hij eindigt met een hoofdstuk over zijn verbanning. De Koms boek past in een tijd waarin meer internationale antikoloniale en antiracistische werken verschijnen, zoals The Black Jacobins van C.L.R. James. De beroemde laatste zinnen van Wij slaven van Suriname luiden:

Sranang mijn vaderland.
Eenmaal hoop ik u weer te zien.
Op den dag waarop alle ellende uit u weggewischt zal zijn.

Tweede Wereldoorlog
De Kom zou Suriname echter niet meer terugzien. Tijdens de Duitse bezetting van Nederland sluit hij zich aan bij het verzet. Hij schrijft onder meer voor de Haagse illegale communistische krant De Vonk, voor de bezetters reden om hem op 7 augustus 1944 te arresteren. Via verschillende kampen komt hij uiteindelijk terecht in concentratiekamp Sandbostel, waar hij op 24 april 1945 omkomt. Pas in 1960 wordt zijn lichaam in een massagraf geïdentificeerd.

In de jaren zestig herontdekken studenten zijn boek. Na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 wordt De Kom steeds meer vereerd als held. Zijn boeken en zijn gedachtegoed zijn zowel in Nederland als Suriname nog steeds een inspiratiebron.