Kapers en Piraten

Helden of hufters? Zeg het maar

Domweg gelukkig met de Danserweg. Dat zijn ze in Wielwijk sinds het drukke verkeer hier middels een pirouette in de Simon de Danserweg langs de rand van de wijk wordt geleid in plaats van er dwars doorheen. Maar hoort die Simon eigenlijk wel thuis in de zeeheldenbuurt?

 

Simon de Danser (ca. 1577-1610)
Zou Simon zijn vrolijke bijnaam ontlenen aan de rondedans die een piratenbemanning maakt als ze met een flinke buit de thuishaven terugvinden? Wie weet. Want de bemanning van Simon moet heel wat afgedanst hebben.

Tot 1607 kaapte hij met toestemming van de Republiek Spaanse schepen, maar met het grootste gemak beroofde hij ook koopvaarders uit Frankrijk, een land waar de Republiek niet mee in oorlog was. Prins Maurits haastte zich dan ook om in 1607 de kaperbrief van Simon in te trekken. Deze trok zich daar niets van aan en danste vrolijk verder. Niet als kaper? Dan maar als piraat. Geen schip op de Middellandse Zee was veilig voor hem.  Alleen al in 1607 veroverde hij honderd schepen. Later sloot hij zich aan bij de Barbarijse zeerovers en ging in Algiers wonen.

Simon leerde hen hoe ze schepen van Europese koopvaarders konden buitmaken, maar de grond werd hem uiteindelijk te heet onder de voeten. In 1609 vertrok hij uit Algiers met drie rijkgevulde schepen, waarvan hij de Algerijnse bemanning vermoordde. En passant pikte hij twee bronzen kanonnen van de Pasja mee. Dát was geen goed idee, want het zorgde voor een lange zeeoorlog met Frankrijk.
Tijdens onderhandelingen bij Algiers over de teruggave van buitgemaakte Franse schepen, accepteerde Simon in 1610 een uitnodiging van de Moren voor een samenzijn in hun fort. Ook dat was geen goed idee, want alleen Simons hoofd verliet het fort. Over de muur…

Laurens van Convent (1627-1672)
Laurens van Convent kwam op zijn achtste jaar op de Voorstraat bij de Taankade te wonen, schuin tegenover de Nieuwkerkstraat. Zijn vader was schipper op Londen. Tijdens de oorlog met de Engelsen in 1653 werd Laurens ingezet als kaper.

Na die oorlog kreeg hij de smaak goed te pakken. Met een splinternieuw, tot de tanden bewapend fregat startte hij in augustus 1661 samen met zijn overbuurman Hubert Hugo een rooftocht die ruim anderhalf jaar zou duren. Er werden talloze schepen gekaapt, beroofd en in brand gestoken, waarbij bemanningen werden gegijzeld en gemarteld.
Na zijn terugkomst in Dordrecht in 1663 werd Van Convent veroordeeld tot dertig jaar in het tuchthuis. Hij wist al snel te ontsnappen en vluchtte naar Frankrijk.

Omdat de Republiek in de Engelse zeeoorlogen bekwame officieren nodig had, kreeg hij gratie en diende hij onder admiraal Michiel de Ruyter. In 1672 nam hij deel aan de Slag bij Solebay. Ziekte dwong hem terug te keren naar Dordrecht, waar hij begin augustus 1672 overleed.

Laurens Cornelis Boudewijn de Graaf (1653-1704)
Laurens de Graaf stamde uit een katholiek Dordts gezin en had een goede opleiding genoten. Hij monsterde in Spanje aan op de oorlogsvloot. Op Tenerife trouwde hij een Spaanse, die hij rond 1678 in de steek liet toen hij zich aansloot bij piraten in de Cariben. Daar kaapte hij geregeld schepen van zijn oude Spaanse werkgever, die hem intussen als de duivel in eigen persoon zag.

In 1683 veroverde hij samen met ongeveer 1400 boekaniers het onneembaar geachte Vera Cruz in Mexico en plunderde de stad. In 1684 enterde hij twee schepen van de West-Indische Compagnie, die net 1200 slaven op de markt in Curaçao hadden verkocht, en ging er met de opbrengsten vandoor. Deze activiteiten leverden De Graaf de bijnaam 'De Gesel van de West' op. Zijn tweede vrouw was aan hem gewaagd: ze was strijdlustig, bedreven met wapens en vergezelde de piraten op diverse reizen. Laurens de Graaf en zijn piratenvrouw overleden beiden in Cap Français, Haïti.

Hubert Hugo (1618-1678)
Samen met Van Convent ondernam Hugo de rooftocht die dit beruchte duo naar de Arabische Zee bracht, waar ze een schip van de koningin van Bijapur (India) veroverden met een enorme buit aan juwelen en goudstukken.

Bij een tussenstop op Mauritius troffen ze daar tot hun verbazing 34 schipbreukelingen aan van het vergane VOC schip de Arnhem. Dat kwam goed uit, want een deel van hun bemanning was gedeserteerd. Ze beloofden de schipbreukelingen naar Dordrecht te brengen, maar dat werd een reis met een stevige omweg via de Caraïben. De geronselde schipbreukelingen werden omgeschoold tot kaper en moesten meevechten.

Het is dan ook niet verrassend dat ook Hugo bij zijn terugkomst in Dordrecht ook gevangen werd genomen. Lang duurde die gevangenschap niet, want in 1665 was hij alweer als kaper actief op de Rode Zee. In 1673 bracht hij het zelfs tot gouverneur van Mauritius, waar hij de laatste persoon was die de uitgestorven Dodo’s documenteerde. Hij stierf in 1678 in Batavia.