Draaiende wieken

Vanaf de dertiende eeuw worden met goedkeuring van de landsheer de eerste windmolens gebouwd om graan tot meel te malen. In de omgeving van Vleuten en De Meern zijn dat de Nijeveltse of Veldhuizense molen en de Haarmolen.

Nijeveltse Molen
Van een korenmolen bij Nijevelt is in elk geval al sprake in 1385. Deze Nijeveltse of Veldhuizense Molen staat langs de wetering ten westen van de Loobrug. Bewoners van Vleuten, Veldhuizen, De Meern, Oudenrijn, Heijcop, Galecop en Papendorp die graan willen laten malen, moeten daarvoor verplicht naar de Nijeveltse Molen.
Deze molen wordt in de loop van de eeuwen een aantal keer vernieuwd. De laatste keer in 1892, nadat een brand de vorige molen heeft verwoest.

Haarmolen
De Haarmolen staat aan het eind van de Lagehaarsedijk en pacht het recht van wind van de heer van kasteel De Haar. De oudste vermelding is een kaart uit 1624, maar de molen is zeker eerder gebouwd. De afgebeelde molen is een "standermolen", maar deze heeft in 1680 plaatsmaakt voor een wipmolen.
Bij deze molen zijn de bewoners van Themaat, Kockengen, Spengen en Breudijk, Gerverskop, Laagnieuwkoop, Gieltjesdorp, Portengen en de heerlijkheid van De Haar verplicht hun graan aan te bieden.

Andere molens
Behalve de twee korenmolens staan er her en der molens in de omgeving die bestemd zijn om het polderwater af te voeren. Door bodemdaling loopt vanaf de late middeleeuwen het overtollige water niet langer uit zichzelf weg, maar zijn daarvoor molens nodig. Deze zorgen er tot in de 19de eeuw voor dat de bewoners droge voeten houden. Tegen die tijd nemen stoomgemalen de bemaling over en verdwijnen molens een voor een uit het landschap.

Heden ten dage zijn er in het gebied geen overblijfselen van molens terug te vinden.