Het rampjaar

Het hoogtepunt van Hattems welvaart lag in de Middeleeuwen. Toen hadden de gemeenschappelijke weide de Hoenwaard en het stelsel van stadboerderijen voor bestaanszekerheid gezorgd. In de eigen behoeften kon worden voorzien, en in bescheiden mate werden zuivelproducten op de markten in Zwolle en Kampen verkocht. De stenen die werden gebakken uit de vette IJsselklei, werden geëxporteerd naar Deventer, Zutphen, Arnhem en zelfs naar Duitsland. Hattem leefde en bloeide en bouwde vlijtig aan zijn monumenten en vestingwerken.

Donkere periode

Hoe anders was de zeventiende eeuw. Overal in Europa woedden bloedige godsdienstoorlogen, en de pest liet haar gesel keer op keer neerdalen. Het gevolg was dat de bevolking van West-Europa afnam. Dit leidde tot veel minder vraag naar onder meer  landbouwproducten. Prijzen kelderden en voor een economie die voor een groot deel afhankelijk was de landbouw, brak een lange en donkere periode van teruggang aan.

1672

Voeg daar voor Hattem de rampzalige bezetting, brandschatting door de Bisschop van Münster (Christoph Bernhard van Galen, 1606-1678, alias Bommen Berend) aan toe, en het is duidelijk dat Hattems ‘gouden eeuw’ voorgoed voorbij was.

Meer informatie: 

Rechten

Heemkunde Hattem, CC-BY-NC