Belegering van Hattem

Het vroegere, middeleeuwse kasteel de Dikke Tinne in het centrum van het oude stadje Hattem stond vooral bekend om zijn dikke muren. Deze zouden in tijden van dreigingen en woelingen iedere vijand op afstand en buiten de deur houden. In dat soort tijden en in geval van oorlog was het dan ook een veilige wijkplaats voor de Hattemers.

In februari 1528 was keizer Karel V met de bisschop van Utrecht overeengekomen de wereldlijke macht over het Sticht en het Oversticht over te nemen. Nu ontbrak alleen nog het hertogdom Gelre aan zijn directe bestuur. Daar moest verandering in komen. In mei 1528 werd de steden Hattem, Harderwijk en Elburg aangevallen door Floris van Egmond (1470-1539, o.a. graaf van Buren en Leerdam, oud-stadhouder van Gelre en Friesland en inmiddels legeroverste in Habsburgse dienst) en Georg Schenck van Toutenburg (1480-1540, een Duitse edelman die carrière maakte inhet bisdom Utrecht en later stadhouder werd in de noordelijke gewesten). Beiden stonden aan de kant van keizer Karel V (1500-1558) en diens bondgenoot Johan graaf van Oost-Friesland (1506-1572).

Vrede van Gorkum

Het vestingstadje Hattem beschikte over een aantal bewapende ‘knechten’, onder leiding van Herman van der Hell, circa 1480- 1522. Zij konden echter niet voorkomen dat twee hevige stormlopen met vijftig kanonnen de muren en poorten van de Dikke Tinne op 13 juni 1528 deden bezwijken. Lang duurde de bezetting echter niet, want bij de Vrede van Gorkum (3 oktober 1528) beloofde keizer Karel zijn krijgsvolk terug te trekken uit Hattem, Harderwijk en Elburg. De Vrede van Gorkum maakte een einde aan de voortdurende oorlogshandelingen in Gelre.

Meer informatie: 

Rechten

Heemkunde Hattem, CC-BY-NC