Het ontstaan van Hattem

Het huidige Hattem heeft zijn oorsprong in de achtste eeuw. Het was een veilig toevluchtsoord voor Christelijke Hatten (of Hattuarii) uit het zuidelijke Rijnland (ten zuidwesten van het huidige Frankfurt am Main).

Na de grote volksverhuizingen (tussen de vierde en zesde eeuw, toen meerdere stammen het Romeinse Rijk binnendrongen) waren de Franken inmiddels christelijk geworden, maar waren de meeste andere stammen nog heidens. In het grensgebied tussen de Franken en de Saksen in het oosten en de Friezen in het noorden waren er diverse gewapende vijandelijkheden. Een stam in het zuidelijke Rijnland, de Chattuariërs (of Hatten), was gedeeltelijk gekerstend. Maar juist die christelijke Chattuariërs werden door het stamverbond van de Saksen naar het westen verdreven.

Veilige vestigingsplaats

Kort voor het jaar 700 komt de Angelsaksische missionaris Willibrord (658-739) naar het gebied van de Friezen om er het Christendom te prediken. In 719 verovert de Frankische machthebber Karel Martel de Veluwe op de Friese koning Radboud. Kort daarna geeft hij de noordpunt van de Veluwe aan de Chattuarische geloofsvluchtelingen, die hun nieuwe woonplaats Hattenheim noemen.

Band met Lorsch en Vaassen

De eerste vermelding van Hattem is in een codex (lijst) van het klooster van Lorsch (in de Duitse deelstaat Hessen) rond het jaar 800. Dat is te verklaren uit het feit dat drie generaties later vermoedelijk rijke Hattenheimers hoeven grond (landgoederen) gaven aan het klooster Lorsch in hun oorspronkelijke stamgebied. Maar ze gaven naast die grond ook de kerk van Vaassen aan die Duitse abdij. Een zekere Meginger en zijn vrouw Irmfried schonken in Hattem twee hoeven en een zekere Brunhold, stichter van de kerk in Vaassen, gaf in ‘de villa Hattem’ een landgoed, en in ‘de villa Vaassen’ een kerk én een landgoed. We mogen concluderen dat de eerste christenen in het latere Hattem in Vaassen naar de kerk gingen.

 

Meer informatie: 

Rechten

Heemkunde Hattem, CC-BY-NC