In het jaar 1814 tot 1815 bestond de Staten-Generaal uit één kamer met 55 leden. In het jaar 1815 kamer er twee kamers niet één toen ontstond de tweede kamer. Er waren door de jaren veel veranderd, de grondwet bijvoorbeeld en ook de aantallen per kamer. Maar in deze jaren had de Staten-Generaal niet veel macht, de meeste macht lag bij de koning. Dit veranderde in het jaar 1848 toen kwam er een verandering in de grondwet waardoor de vorst minder macht kreeg en het parlement en kabinet meer. Er was al een heel lange tijd geen kiesrecht niet voor mannen en niet voor vrouwen, maar toen in het jaar 1917 kregen mannen algemeen kiesrecht. Het probleem was dat vrouwen nog geen algemeen kiesrecht hadden dus niet iedereen was gelijk. Maar door veel staking en demonstraties kwam er in 1919 een vrouwen kiesrecht.
De reden dat het ontstaan van de Staten-Generaal hoort bij de geschiedenis van de parlementaire democratie en de rechtstaat is omdat door de Staten-Generaal niet de macht bij 1 persoon ligt. In een democratie hoort het volk macht te hebben en niet 1 persoon, de Staten-Generaal maakt dit mogelijk.