Kassen in plaats van weiland

Al aan het einde van de negentiende eeuw vestigen de eerste Utrechtse warmoezeniers (groentekweker / tuinder) zich tussen de dorpen Vleuten en De Meern. Hier bieden de afgevlette gronden goede tuingrond. Bovendien liggen ze niet te ver van de stad en beschikken ze over goede verbindingen.

Een extra stimulans voor de tuinbouw is de komst van kwekers uit het Westland, die voor de stadsuitbreiding van Den Haag moeten wijken. Zij kennen andere en nieuwere teelmethodes. Zij vestigen zich vooral langs de Alendorperweg, ’t Zand en de Utrechtseweg. Hun komst zal een belangrijke stempel drukken op het uiterlijk van de omgeving.

In 1904 verschijnt de eerste kas. Er is dan nog sprake van de teelt van groenten in lage broeibakken met daarop glazen ramen (platglas). Later volgen grotere kassen voor druiven (staandglas). In korte tijd veranderen steeds meer weilanden in tuinderijen. De tuinders richten de Vleutense tuinbouwvereniging en de Vereeniging Vleutens Proeftuin, een instelling voor onderwijs, voorlichting en onderzoek naar teeltmethoden.

Veiling
Op initiatief van de Westlandse tuinder Benjamin Boers (1887-1944) wordt in 1905 de Vereeniging Groenten- en Vruchtenveiling Utrecht en Omstreken opgericht en nog datzelfde jaar opent het veilinggebouw op het Paardenveld in Utrecht de deuren.

In 1926 doen de eerste verwarmde kassen hun intrede en verrijzen schoorstenen in een landschap van glas. Naast groente en fruit, gaat een aantal kwekers bloemen, zoals chrysanten, rozen en fresia’s kweken.

Tegenwoordig herinneren slechts enkele lange, slanke schoorstenen in 't Zand en het Máximapark (nabij de Wilheminalaan in Vleuten) aan de verwarming van de kassen.