Spraakmakend
Kun je ook zonder geloof een fatsoenlijk mens zijn? Spinoza en Bayle vonden van wel. Hun ideeën over de bijbel, God en tolerantie veroorzaakten de nodige ophef onder tijdgenoten, maar waren van grote invloed op het latere Verlichtingsdenken. Ook tegenwoordig nog worden zij tot de 'radicale verlichters'gerekend.
Spinoza: radicale ideeën
Baruch Spinoza (1632-1677), ook bekend onder zijn Latijnse naam Benedictus de Spinoza, groeide op in de Portugees-Joodse gemeenschap in Amsterdam. Hij kon zich echter niet vinden in de strenge geloofsregels van dit milieu, die volgens hem geen goddelijke oorsprong hadden maar door mensen waren bedacht. In 1656 werd hij uit zijn geloofsgemeenschap verbannen en vestigde zich achtereenvolgens in Rijnsburg, Voorburg en Den Haag. Hij leefde sober en voorzag in zijn onderhoud door het slijpen van lenzen. In 1670 publiceerde hij anoniem een werk dat grote ophef veroorzaakte, de Tractatus Theologico-Politicus. Het bevatte kritische opmerkingen over de bijbel ('mensenwerk') en radicale ideeën over vrijheid van meningsuiting, tolerantie en democratie. In 1674 verbood het Hof van Holland de verkoop van het boek. Zijn bekendste werk, de Ethica, werd uit angst voor represailles pas na zijn dood uitgegeven. Spinoza stelde hierin dat de wereld onderhevig is aan natuurwetten en er geen sprake kon zijn van een bovennatuurlijke God die de wereld bestierde. Zijn ideeën bleven lang uiterst omstreden, maar waren van grote invloed op het Verlichtingsdenken.
Bayle: filosoof van Rotterdam
Pierre Bayle (1647-1706), de 'filosoof van Rotterdam', werd geboren in Frankrijk. Toen hij dat land vanwege zijn protestantse geloof moest ontvluchten, kwam hij in 1681 op uitnodiging van het stadsbestuur naar Rotterdam. Daar werd hij hoogleraar aan de Illustere School en gaf er colleges in filosofie en geschiedenis. Bayle werd een gezichtsbepalende figuur van de school en trok veel studenten. Nadat hij begon te publiceren raakte hij echter in conflict met orthodoxe calvinisten. Bayle betoogde dat de filosofie niet ondergeschikt was aan de theologie. Bovendien draaide godsdienst volgens hem om geloof en kon daarom niet met rationele argumenten worden onderbouwd. Zijn tegenstanders vatten zijn ideeën op als radicale godsdienstkritiek. Uiteindelijk werd hij in 1693 als hoogleraar ontslagen, maar hij bleef publiceren.
Zijn bekendste werk is de Dictionnaire historique et critique uit 1697, een soort encyclopedie avant la lettre. Hij werd er wereldberoemd mee en zou er onder meer de bekende verlichtingsfilosofen Voltaire en Diderot mee beïnvloeden. Zijn tegenstanders beschuldigden hem ervan 'spinozistische ideeën' te verkondigen, en dat was in het klimaat van die tijd zo'n beetje de ergst denkbare beschuldiging.