Baden in zee
Een tochtje naar het strand is al eeuwenlang een populair tijdverdrijf. Dat bewijst de Scheveningseweg die in 1665 in gebruik werd genomen en die het mogelijk maakte om snel van Den Haag naar het Scheveningse strand te komen. Deze 'zeestraat' - aanvankelijk met tolhek - was bedacht door Constantijn Huygens en bleek een groot succes. Eenmaal in Scheveningen bleef het echter vaak bij een strandwandelingetje. Pas veel later begon men in zee te baden. De opvatting dat frisse lucht en zeewater goed voor de gezondheid waren, waaide in de tweede helft van de 18e eeuw over uit Engeland. Snel ging dit echter niet, want pas in 1818 werd in Scheveningen het eerste badhuis geopend. Initiatiefnemer was de kleurrijke Jacob Pronk, die ook bekend was van zijn rol bij het vertrek in 1795 van Stadhouder Willem V en de aankomst in 1813 van prins Willem Frederik in Scheveningen (vensters 31 en 34).
Welgestelde gasten
In het badhuis konden welgestelde gasten in een badkamer een bad in koud of warm zeewater nemen. Ook was het mogelijk om zich met een badkoets in zee laten rijden en van daaruit ongestoord te baden. Het eerste badhuis was van hout en kon in de winter worden afgebroken, maar al snel liet ondernemer Pronk een stenen exemplaar bouwen. In korte tijd werden er per jaar meer dan tienduizend baden genomen. De gemeente Den Haag zag er nu ook brood in, kocht Pronk uit en opende in 1828 het Stedelijk Badhuis, dat van alle gemakken voorzien was en ook als hotel fungeerde.
Vissers maken plaats
Veel Scheveningers verdienden een centje bij door als 'badman' of 'badvrouw' te werken, kamers te verhuren, of schoon te maken in één van de vele hotels. Ondertussen moesten de Scheveningse vissers letterlijk plaatsmaken voor de badgasten. Een tikje ironisch, aangezien voor veel toeristen (en ook voor veel kunstschilders) de vissers en inwoners in traditionele klederdracht juist grote aantrekkingskracht bezaten. In de loop van de 19e eeuw ontwikkelde Scheveningen zich tot een uiterst populaire badplaats. De opening van het chique Kurhaus in 1885 en de Scheveningse Pier in 1901 verhoogden die status nog eens. Beide zijn nog steeds beeldbepalend, al is de oude en in de Tweede Wereldoorlog gesloopte pier, in 1961 vervangen door een nieuwe.
Noordwijk en Katwijk
Andere badplaatsen die in Zuid-Holland tot bloei kwamen waren Katwijk en Noordwijk. Het rustige en kleinschalige Katwijk, waar in 1845 op initiatief van enkele plaatselijke notabelen een badhuis was geopend, trok veel kunstschilders aan. Noordwijk was juist in trek bij een chique internationaal, maar vooral Duitstalig publiek. Na de Eerste Wereldoorlog werd het strandtoerisme, dat aanvankelijk vooral iets voor de elite was, steeds massaler. Een vakantie aan het strand was voor steeds meer mensen weggelegd.