In Schelluinen kwam je in de middeleeuwen gedrongen zwarte
kruizen tegen. Het teken van de Duitse Orde, een broederschap van
ridders. De in 1189 gestichte orde beschermde aanvankelijk de
heilige plaatsen in het door kruisvaarders veroverde Palestina en
verzorgde en verpleegde gewonde kruisvaarders. In 1220 schonk
Diederik van Altena het patronaatsrecht van de St. Nicolaaskerk in
Schelluinen aan de Duitse Orde. Mogelijk was hij zelf op kruistocht
geweest en ondersteunde hij zo het werk van de orde.
Groot was de commanderij in Schelluinen niet. In goede jaren
bestond deze uit een commandeur die het hoofd van de orde was, een
ridderbroeder, een knaap, een priesterbroeder - de pastoor - en
twee lekenbroeders, die als knecht op het land werkten. Voor de
huishouding zorgde een moeder die werd bijgestaan door één of twee
meiden. De orde bepaalde het kerkelijk leven in Schelluinen, waar
de zestig kerkgangers waren aangewezen op de kapel, die naast het
commandeurshuis in het centrum van het dorp lag.
Het geloof bood houvast en zekerheid. Van ver zag men de kerktorens
uitsteken boven de dorpjes en steden in de waard.
In de oude kerk van Schelluinen is een prachtig 15de-eeuws heiligenbeeldje van Sint Margaretha gevonden, de zogenaamde 'pijpaarden Margaretha van Schelluinen'. Niet alleen in kerken, kloosters en kapelletjes op de hoek van de straat vond men heiligenbeelden, maar ook bij de mensen thuis zag men vaak pijpaarden beeldjes. Een rijke Gorcummer die woonde op de hoek van de Botersteeg en de Koekenbakkersteeg, had in zijn huis zelfs een gebrandschilderd glas laten aanbrengen waarop Christus te zien was die vlak voor zijn kruisiging wordt voorgeleid aan de Hogepriester.
De middeleeuwers kenden drie standen: de geestelijkheid, die zich bezighield met bidden, de adel, die bescherming moest bieden door te vechten, en de boeren - de werkers - en later ook de burgerij. Van de geestelijken was de paus de onbetwiste leider. Na hem kwam de bisschop, zoals die van Utrecht. Voor de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden had de bisschop van Utrecht een deel van zijn taken gedelegeerd aan het aartsdiaconaat van Tiel en later Arnhem. Vanuit die plaatsen werden de priesters in de dorpen en steden aangestuurd. De priesters hadden veel voorrechten en één plicht: bidden voor het zielenheil van het volk, zodat men in de hemel terecht zou komen.
Kloosters
De monniken en nonnen woonden in kloosters, waar ze, zoals de
nonnen in het Gorcumse Agnietenklooster (gesticht in 1401) in
armoede leefden en God gehoorzaamheid en toewijding hadden beloofd.
De nonnen, die de kloosterregels van Sint Franciscus volgden,
lieten in 1449 voor 25 zusters in Arkel het klooster Mariënhage
bouwen. Tegenover de Gorcumse Broerensteeg, aan de Arkelstraat,
hadden de Minderbroeders vanaf 1454 hun klooster. Ook zij volgden
de sobere leefregels van Franciscus van Assisi. Onder Brandwijk
stond het vrouwenklooster Maria Ten Donk van de
Cisterciënzerorde.
In de zomer van 1572 maakten de Geuzen die de streek van de
katholieke Spanjaarden bevrijdden, een einde aan de macht van de
katholieke geestelijken. Vaak werden kerken en kloosters geplunderd
en vernield. In Schelluinen bijvoorbeeld werden de kerk en het
commandeurshuis in de as gelegd. Toch zou het nog tot 1594 duren
voordat de priesterbroeder de kansel overgaf aan een protestantse
predikant. Daarmee was Schelluinen de laatste gemeente tussen
de rivieren die overging tot het protestantisme.
Te zien:
Bij de sloop van de oude kerk van Schelluinen in 1899 komt een prachtig 15de-eeuws heiligenbeeldje van Sint Margaretha tevoorschijn. Het is bekend geworden als de 'pijpaarden Margaretha van Schelluinen'. Het beeldje is in het Centraal Museum Utrecht terecht gekomen.
Literatuur:
Mol, J.A., Schelluinen en de Duitse Orde. Verslag van een lezing gehouden voor de Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen op 22 september 2010.
Zuidervaart, H.J., Het verloop van de reformatie in Schelluinen. In: Jaarboek Alblasserwaard en Vijfheerenlanden (1984).
Zuidervaart, H.J., Het Duitse Huis te Schelluinen. De opkomst en ondergang van een commanderij van de Ridderlijke Duitse Orde, Schelluinen, 1988.