Belgen in Maassluis

Gastarbeiders welkom

Van 1910 tot midden jaren ’20 woonden er zo’n 400 Belgen in Maassluis. Op een bevolking van tienduizend Maassluizers, dat is veel. Zij woonden op ’t Hoofd in de Generaal de Wetstraat, President Steijnstraat, Cronjéstraat en Joubertstraat, waar je overal Frans hoorde praten. De ‘Belsenbuurt’ heette deze wijk in die tijd.

Eerste Maassluise ‘gast’arbeiders
De eerste Belgen, bijna allemaal Walen, kwamen in 1910 en 1911 met hun gezinnen naar Maassluis om te werken in de Eerste Hollandsche Vensterglasfabriek. Dat was een gloednieuwe fabriek op ’t Hoofd, opgericht door A.M.F. van Deventer, directeur van de Schiedamse glasfabriek De Schie. De Belgen kwamen uit de omgeving van Charleroi, waar veel glasfabrieken waren. Zij konden iets wat de Nederlanders niet voor elkaar kregen: fabrieksmatig grote vlakken glas maken. In het Westland was daar grote behoefte aan voor het groeiende aantal kassen. Hun techniek: in de oven werden grote glazen cilinders gemaakt die zij opnieuw verhitten, openknipten en vlak en op maat maakten.

De komst van zo’n grote groep buitenlanders leverde weinig discussie op. Wel maakte burgemeester Dommisse zich in november 1912 ernstige zorgen over de woningnood in Maassluis. De directie van de glasfabriek kocht meer en meer woningen op voor zijn Belgische werknemers. Dat had tot gevolg dat Maassluise gezinnen soms noodgedwongen hun huis uit moesten.
Maar de directie van de glasfabriek was in dat jaar al gestart met de bouw van extra woningen op ’t Hoofd. In de Arie Krijgsmanstraat, Hendrik Schoonbroodstraat, Matthijs van Heelstraat en de Adriaan van Heelstraat verrezen in korte tijd zo’n 100 woningen om de Belgische gezinnen onderdak te bieden.

Een eigen cultuur
Sommige protestantse Maassluizers probeerden de katholieke Belgen te bekeren. Dat mislukte volledig en die pogingen vielen ook niet in goede aarde bij de Belgen.
Behalve huizen waren er meer voorzieningen nodig voor de nieuwe inwoners. Voor de 150 Belgische kinderen werd de Albert-Elisabethschool tegen de fabriek aangebouwd. Bovendien kwamen er een kleine kapel en een pastoor, met geld van de Belgische regering. Over gemengde huwelijken met Maassluizers in deze tijd is niets bekend. De Belgen leefden hun eigen leven.

Slechte werkomstandigheden
De Belgen verdienden veel geld, omdat ze specialisten waren. De 600 gulden per maand die ze verdienden is te vergelijken met 5.000 euro nu. Maar de werkomstandigheden waren zwaar, zoals de Arbeidsinspectie constateerde. Het was altijd heet in de fabriek en de lucht was slecht. Er waren beroepsziektes zoals brandwonden en snijwonden en ‘de dubbele wang’. Die liep je op van jarenlang glasblazen. Ook het contract was niet mals. Bij één dag verzuim moest je een boete betalen van 15 gulden, kwam je een maand niet opdagen dan betekende dat een boete van 800 gulden.
De Belgen staakten regelmatig tegen loonsverlagingen. Bovendien werden ze geacht Nederlanders te gaan opleiden voor hun gespecialiseerde werk en daar hadden ze geen zin in. Begin april 1912 liepen de emoties hoog op. Er vielen ontslagen, de fabriek kwam stil te liggen. Veel Belgen stapten op de trein naar huis en hun woningen werden meteen weer verhuurd aan anderen. Op 29 april 1912 arriveerden andere Belgen om hun plaatsen in te nemen.

1914: Een tweede stroom Belgen
Op 28 juli 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit, de Duitsers trokken het neutrale België binnen. Honderdduizenden Belgen vluchtten naar Nederland. Veel familieleden van de ‘Maassluise’ Belgen hadden geluk, zij konden terecht in Maassluis. Veel gevluchte Belgische soldaten werden in kampen ondergebracht. Ze mochten daar niet uit en verveelden zich. Zo’n honderd soldaten hadden geluk, ze kregen werk in de glasfabriek. Na het werk moesten ze wel weer terug naar hun kamp.

Na de Eerste Wereldoorlog ging het slecht met de fabriek door toenemende concurrentie en hogere brandstofprijzen. De fabriek stopte in 1923 en massaontslag volgde voor driehonderd man. De Belgen verlieten Maassluis, de stad waar in al die jaren meer dan dertig Belgische kinderen waren geboren.

Einde van de glasfabriek
In 1927 maakte de glasfabriek een doorstart, maar dit liep op niets uit. In 1929 werd de fabriek gekocht door een Belgische glasonderneming. Vanaf 1937 probeerde het Belgische bedrijf nieuw leven in te blazen via NV De Machinale Glasfabriek De Maas. Maar door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog liep dit mis. Er gebeurde jarenlang niets met het terrein. Key en Kramer huurde wel enkele gebouwen en een deel van het terrein.
Uiteindelijk verlieten in de jaren ’60 de Belgische eigenaren definitief Maassluis om een nieuwe fabriek te beginnen in Tiel. Dat werd glasfabriek De Maas, als verwijzing naar de oude fabriek in Maassluis. Tiel ligt centraler en er waren meer uitbreidingsmogelijkheden.
In 2014 ging deze fabriek –inmiddels AGC Flat Glass Nederland – dicht. Het archief van de Maassluise glasfabriek ging in 2017 over naar het Regionaal Archief Rivierenland.


Gekheid met het Belgische volkslied
Zowel voor de Belgen als voor de Maassluizers was het wennen aan elkaars gewoontes en opvattingen. ‘De levensopvatting van de Belgen is zeer ongedwongen,’ zo schrijft De Gids van het Westland in 1913, ‘er wordt veel geld verdiend, maar ook verteerd. Aan sparen wordt weinig gedacht. Deze bevolking nu (…) vormt een grappige tegenstelling met de rustige Maassluische burgers.’
Toch was het niet altijd ‘grappig’. Zo speelde op 7 oktober 1912 een pianist in het café van Van der Maden de Brabançonne. De Belgen zongen het volkslied eerbiedig mee met ontbloot hoofd. Enkele Maassluizers maakten er een geintje van en zetten hun petten op de biljartkeus. Twee Belgen pikten dit niet en sloegen groentehandelaar J. Dijkshoorn in elkaar. Het OM eiste 15 gulden boete, maar de Belgen waren gevlogen.