Cocosfabriek

Industrialisatie

Deventer bedrijven wijken uit

Aan het eind van de negentiende eeuw deed ook in dorp Diepenveen de industrialisatie zijn intrede. Doordat de stad Deventer omsloten was door stadsmuren, konden bedrijven er niet uitbreiden. Vanwege de Vestingwet uit 1870 mochten de wallen en muren al worden afgebroken, maar dat ging niet zo snel. Deventer ondernemers weken uit naar de naburige dorpen, waar nog wel plaats was voor uitbreiding, maar ook de 'eigen' bedrijfjes in de dorpen groeiden dankzij nieuwe hulpmiddelen.

Eerste Nederlandsche Cocosfabriek

Het Deventer familiebedrijf de Eerste Nederlandsche Cocosfabriek werd in 1860 opgericht door Wim Hubers. Na zijn overlijden in 1871 werd zijn achttienjarige zoon, de tweede Wim Hubers, directeur. Hij koos helaas een verkeerde compagnon, want toen het bedrijf na een bloeiende periode wat slechter draaide trok de compagnon er de stekker uit. Dat was zo’n schok voor Wim dat hij aan een hartaanval overleed.
De volgende Wim Hubers - de derde - zette het familiebedrijf voort en vertrok in 1923 naar Diepenveen, waar hij aan de Puinweg (nu de Olsterweg) een doorstart maakte. De tapijten stonden toen al bekend onder de naam Stercocos.

In de eerste jaren in Diepenveen werden de weefgetouwen nog met de hand aangedreven, maar in 1927 kreeg hij een vergunning voor een stoomketel. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam de aanvoer van kokos geheel stil te liggen en het bedrijf dus ook. Toch speelde de kokosfabriek tijdens de oorlogsjaren nog een belangrijke rol want de houten loodsen werden door de Diepenveensche Tabak Centrale (DTC) gebruikt voor het drogen van tabaksbladeren. Een enkele keer deed de fabriek ook dienst als onderduikadres voor jonge Diepenveners die de Arbeitseinsatz wilden ontduiken.

Na de oorlog kwam de kokosindustrie weer op gang. De vierde Wim Hubers, die tijdens de oorlog in Duitsland moest werken, overleed vrij snel daarna. In 1950 ging de Eerste Nederlandsche Cocosfabriek over in handen van de firma De Lange uit Genemuiden. De kokosfabriek hield nog enkele jaren stand in Diepenveen, maar na een grote brand in 1964 en het overlijden van zowel Wim Hubers sr. als de bedrijfsleider Hendrik Rauw (na bijna veertig dienstjaren), kwam er in 1969 toch een ontslagbrief voor de laatste vier medewerkers, twee wevers, een pijpendraaier en een klossenopzetter. Het bedrijf werd gesloten.

Timmerfabriek Bijsterbosch

In 1890 begon de Diepenveense timmerman Jacob Bijsterbosch een timmerwerkplaats aan de Schilderstraat. Al snel verhuisde hij zijn bedrijf naar de Oranjelaan, waar vijf generaties Bijsterbosch de steeds groter wordende timmerfabriek/aannemerij zouden leiden. Ze bouwden o.a. de kerk van Okkenbroek. In 1989 wilde Geert Bijsterbosch zijn zaak nogmaals uitbreiden, maar de vergunning werd niet verleend. Het bedrijf zou te groot worden en niet meer in de kern van het dorp passen. Het bedrijf verliet per 1 januari 1990 het dorp.

Koninklijke Auping bv

In 1888 ontwikkelde de Deventer smid Johannes Auping in opdracht van het St.-Geertruidengasthuis een nieuw hygiënisch bed, ze wilden af van de gebruikelijke strozakken. Dat werd de beroemde spiraalbodem. In 1912 legde Johannes de eerste steen voor een fabriek aan de Laan van Borgele in Diepenveen, waar Auping nog tot 2014 bedden zou produceren. Auping werd vooral bekend door het houten bed 'Auronde', in 1973 ontworpen door Frans de la Haye. Dit model werd een klassieker, tot 2009 waren er al meer dan een miljoen exemplaren van gemaakt. Een ander succesvol product was het door Dick Cordemeijer ontworpen Cleopatra divanbed, waar tussen 1953 en 1982 ±700.000 exemplaren van gemaakt werden.
In 1988 verkreeg de fabriek het predicaat Koninklijk en in 2014 verhuisde het familiebedrijf naar een industrieterrein in Deventer. De fabriek is in 2022 afgebroken en vervangen door een soortgelijke woongebouw.

Conservenfabriekjes

Spekslager P. Geist had een slagerij op de Brink in Deventer. In 1910 vestigde hij zich aan de Oranjelaan in Diepenveen en begon daar de Vleeschwaren en Conservenfabriek Creosoteria. Ook had hij een fabriek aan de Laan van Borgele maar die gaat in 1914 failliet. Geist wilde een herstart maken en diende in februari 1914 een bouwplan in bij de gemeente voor een nieuwe conservenfabriek. Deze fabriek kwam in 1915 aan de Oranjelaan te staan, vlakbij station Diepenveen-Oost.
Veel Diepenveense gezinnen verdienden een centje bij met het thuis schoonmaken van de groenten. Doordat het spoelwater van de prinsessenboontjes, snijbonen, worteltjes etc. op de Wetering geloosd werd, kleurde water in de zomer af en toe rood en groen. Samen met het spoelwater van Vleeswarenfabriek Stegeman (zie onder) gaf dat veel vervuiling. In 1922, zo staat in het Gemeenteverslag, is die vervuiling van de Wetering gestopt. In 1930 werd ‘Geist Conserven’ veranderd in de naam Delco. Het bedrijf kreeg het opnieuw moeilijk en werd in 1939 door Stegeman & Co overgenomen die de naam veranderde in Walcon (Van de Wal Conserven). In 1959 werd het bedrijf gesloten.

Vleeswarenfabriek Stegeman

De vleesverwerkende fabriek Stegeman is ontstaan uit de spekslagerij van Jan Stegeman die in 1865 zijn bedrijf in de Papenstraat begon. De uit 1896 daterende Vleeschwarenfabriek van Stegeman kwam in 1916 naar Diepenveen. Zoon Bert Stegeman kocht toen de gebouwen en een deel van het machinepark van de failliete Vleeswaren- en Conservenfabriek Creosoteria van spekslager P. Geist aan de Laan van Borgele.
In de stad had Bert Stegeman een paar slachterijen en winkels. Nu kon hij het slachten en de vleeswarenproductie samenbrengen onder één dak. Men maakte er vleeswaren, vleesconserven, groenteconserven, vruchtenconserven, jams en ook soep. Het bedrijf groeide en Stegeman werd zo een grote werkgever In Diepenveen. In 1940 werkten er zo’n 250 man. In 1969 werd Stegeman & Co na de grenscorrecties weer een Deventer bedrijf. In 1981 verhuisde de fabriek naar het industrieterrein van Deventer. De oude fabriek werd afgebroken.