25 Smokkel

Kraaienpoot als symbool

Een beetje fantasie heb je wel nodig om er de poot van een vogel in te zien. Maar de naam, kraaienpoot, verwijst er toch echt naar. In feite gaat het om niet meer dan twee afgeknipte en kromgebogen spijkers die in het midden aan elkaar zijn gelast. Effect: hoe je dit voorwerp ook op de grond gooit, altijd steekt er een scherpe punt omhoog. Handig – voor smokkelaars althans.

Zij strooien de kraaienpoten vanuit hun smokkelauto over de weg om zo achtervolgende politie- of douaneauto’s van zich af te schudden. Die rijden er hun banden op stuk. De kraaienpoot groeit uit tot het symbool van de smokkel in de Kempen. Die kent vele jaren een bloeiend bestaan. In grensdorp Luyksgestel hebben ze de kraaienpoot als herinnering in uitvergrote vorm op een sokkel gezet.

De Kempen is in vroeger jaren een allesbehalve welvarend gebied. Elke vorm van bijverdienste is welkom. Vanwege de ligging nabij de Belgische grens ligt smokkel voor de hand. Lange tijd gebeurt dit kleinschalig. Kempische mannen trekken met een rugzak – pungel – vol smokkelwaar de grens over om zo het gezinsinkomen wat op te krikken. Veelal gaat het om boter en tabak. Later, zo tussen 1950 en 1970, krijgt de smokkel een hard, crimineel karakter. Er verschijnen gepantserde vrachtwagens waarvan de ‘bemanning’ kraaienpoten uitstrooit en niet terugschrikt voor het gebruik van vuurwapens.

Prijsverschillen

Smokkel is van alle tijden. Overal waar er tussen twee buurlanden prijsverschillen bestaan, doet smokkel zich voor. Maar voor de Kempen is het jaar 1831 van speciale betekenis. België wordt dan onafhankelijk en er ontstaat een nieuwe landsgrens. Als gevolg van verschillende accijnzen zijn er al gauw grote prijsverschillen tussen Nederlandse en Belgische consumptiegoederen. Dit maakt het aanlokkelijk om met smokkel de fiscus te omzeilen. Voor de douane, belast met het heffen van belasting op in- en uitgaande goederen, is dan ook een belangrijke rol weggelegd in de bestrijding van de smokkel. Voor WO I betreft deze vooral petroleumsmokkel van Nederland naar België. Waarbij de smokkelaars op hun terugreis vaak zout meenemen. Zeker rond november, want dat is de slachtmaand en gaat het vlees van het geslachte varken gepekeld in de kelder. Diepvriezers bestaan nog niet.

In het begin van de Eerste Wereldoorlog zijn er nog volop smokkelactiviteiten. Soms wordt daarbij een smokkelaar doodgeschoten. In de tweede helft van WO I komt de smokkel grotendeels stil te liggen nadat de Duitsers langs de grens de dodendraad aanleggen. In de jaren dertig, de crisistijd, gaan vooral tabak, suiker en sigaretten illegaal de grens over. In de jaren vijftig ontstaat de winstgevende botersmokkel, ook wel het ‘vette goud’ genoemd. Die brengt verharding. De smokkelaars gebruiken gepantserde personenauto’s (Amerikaanse ‘sleeën’) of trucks om beschermd te zijn tegen kogels van de douane. Met het uitstrooien van kraaienpoten bemoeilijken ze achtervolgingen. Soms ook gooien ze olie op de weg.

Andere vormen

Met de oprichting van de EEG (voorloper van de EU) vervallen de invoertarieven en is smokkel niet langer lonend. Het illegaal stoken van alcohol wordt de nieuwe ‘smokkel’. Na verloop van tijd belandt ook deze vorm van belastingontduiking op een dood spoor. Criminelen gaan op zoek naar een nieuwe bron van (illegale) inkomsten en vinden die eerst in de weetteelt, later in de fabricage van drugs. Zo wordt Brabant een ware drugsprovincie met drugslabs die geavanceerde productietechnieken kennen.

De oorzaak van al dit ‘tegendraads maatschappelijke gedrag’, zoals volkskundige Gerard Rooijakkers het noemt, is vooral te vinden in een geschiedenis die vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw wordt gekenmerkt door oorlogen, vreemd krijgsvolk, armoe, onduidelijke grenssituaties en, als gevolg van dit alles, weinig vertrouwen in de overheid. Er loopt een criminele rode draad vanaf de Bende van Steensel in 1800 tot nu.

 Niettemin is de oude, kleinschalige smokkelpraktijk altijd omgeven geweest met een zekere romantiek. Dat blijkt uit de liedcultuur rond dit onderwerp, met als klassieker het lied ‘Hij was een smokkelaar’.