Plank voor plank

De opbouw van de houten kampeerstad

De bewoners van Kampeerterrein Hoek van Holland bouwden hun houten huisjes bijna allemaal zelf. In hun woonplaats offerden ze vele vrije uren op aan het vervaardigen van de onderdelen. Piet uit Rotterdam-Zuid bouwde de onderdelen in zijn kelder en tuin. Voor de buren was dat, vanwege het geklop en getimmer, niet altijd prettig. Daarom zei de huisbaas bijna iedere week, wanneer hij het geld voor de huur ophaalde, dat Piet de schotten weg moest halen. Maar altijd weer was het Piet’s vrouw Mien die de boel suste.

 

Vervoer naar Hoek van Holland
Nadat de elementen van het huisje in de woonplaats waren gefabriceerd, moesten ze naar Hoek van Holland worden vervoerd. Daar konden de eigenaren hun zomerverblijf in elkaar zetten. Auto’s met laadbak brachten alle mogelijke bouwingrediënten en huisraad naar hun seizoenadres. Piet had de hulp van een kennis om zijn huisje te vervoeren en op te zetten. Omdat hij zelf niet meer in de auto paste, zat hij in de laadruimte aan de achterkant. Het vervoer was nog niet zo eenvoudig, want elke keer verschoof er iets tijdens het rijden.

Opbouw en afbraak
Om het buitenhuisje zo snel mogelijk op te kunnen bouwen en weer af te kunnen breken, gebruikte Piet pen-en-gatverbindingen. De eigen huisjes moesten tot in de jaren vijftig namelijk ieder najaar worden gedemonteerd. Het opbouwen en afbreken van de huisjes leverde vaak grote zorgen en stress op. De schotten kregen een nummer en kwamen tegen elkaar te staan in een van de loodsen op het kampeerterrein. Zo waren de verblijven beschermd tegen de winterse omstandigheden. In het voorjaar zetten de bewoners hun zomerverblijven weer op. Het huisje van Piet is door het loslaten van deze regel uiteindelijk nooit afgebroken.

Dag van opbouw
Op de dag dat kampeerders hun zomerhuisje opzetten, wees een politiebeambte de beste route om de onderdelen op de aangewezen plek te brengen. Maar vaak was het lastig om op de plaats van bestemming te komen. Wanneer een vrachtauto zich met horten en stoten een weg baande over het terrein, gebeurde het wel eens dat deze wegzakte in het mulle zand of in een zandkuil. De oplossing was dan om de wagen te ontladen en de vracht handmatig of met een handwagen door de zandpaden naar de plaats van bestemming te slepen. Soms hadden vastgelopen kampeerders echter geluk, zoals in 1930. Toen was een boer met enkele driewielige wagens en een stel paarden aanwezig om eventuele slachtoffers hulp te bieden.

Als alle delen de plaats van bestemming hadden bereikt, begon de klus van passen en meten. Van graven, timmeren en schilderen. Mannen, vrouwen, kinderen groot en klein; iedereen werkte mee om de onderdelen in de voegen te plaatsen en de ramen in de sponningen. Tot in de verre omtrek van het terrein waren de hamerslagen hoorbaar.

Toch liep de opbouw ook weleens vertraging op. Wanneer de onderdelen bijvoorbeeld niet duidelijk waren gemarkeerd, was het in elkaar zetten van een huisje een lastige klus. Soms waren ramen, deuren, planken of steunbalken kwijt, kapot of ze pasten niet. Als door de vertraging het werk nog niet was gebeurd wanneer de duisternis inviel, werkten sommige mannen bij kunstlicht verder om de klus nog op dezelfde dag te klaren.

Klaar voor een heerlijk zomerseizoen
Wanneer de eerste zomerverblijven waren opgebouwd en ingericht, namen de stadsgezinnen onmiddellijk hun intrek. Ook al stonden op verschillende plekken op het terrein nog losse binten, kozijnen, raamlijsten en deuren van de huisjes in aanbouw. Iedere dag werd het voller en verschenen er meer houten huisjes, totdat het terrein haar maximale bezetting had bereikt. Zo kwam Kampeerterrein Hoek van Holland ieder voorjaar tot leven en kreeg het haar bekende, typische aanzien. Na alle inspanning konden de kampeerders gaan genieten van weer een nieuw zomerseizoen. De vlag ging in top en men was klaar om de familie uit te nodigen.