Kerstening in de zevende en achtste eeuw

Willibrord en Lambert prediken in Texandrië (de Kempen)

De Engelse monnik Willibrord en de Maastrichtse priester Lambert doen tegen het einde van de zevende eeuw bekeringswerk in de Kempen.

Lambert is rond het jaar 638 geboren in de oude Romeinse stad Maastricht. Rond het jaar 700 wordt bij een nederzetting op een hoge vlakte die later de naam Groot Westerwijk krijgt, een kapel gebouwd die aan hem wordt opgedragen. Op die plek is sindsdien altijd een Lambertuskapel in stand gehouden door de bewoners van Westerwijk, tot die in 1916 verkocht werd aan de parochie Hilvarenbeek. De kapel is meerdere malen herbouwd. In 1549, toen keizer Karel V in de strijd tegen de reformatie de bouw van kerken en kapellen verboden had, gaf hij aan “zijn goede lieden gemene naburen van Groot Westerwijk”, toestemming om de oude vervallen kapel te herbouwen.

De huidige kapel, die kleiner is dan de oorspronkelijke, is in de zestiger jaren door een particulier die de kapel adopteerde aan St. Jozef opgedragen, wat uit historisch oogpunt verwerpelijk is.

Lambert wordt bisschop van de Romeinse tweelingsteden Maastricht en Tongeren. Hij verwerft in die omgeving een Romeinse villa, waar hij in het jaar 705 wordt vermoord. Op die plaats wordt later de stad Luik gesticht, waar de bisschopszetel en het graf van Lambert naartoe verhuizen. Boven het graf wordt de St. Lambertus- kathedraal opgericht, die in 1794 door de Fransen wordt verwoest.

 

Willibrord is in 658 geboren in Northhumbria en is in Ierland tot priester gewijd. Hij arriveert in de lage landen in 690 en vijf jaar later wordt hij tot aartsbisschop van Utrecht benoemd.

In het roerige Utrecht in het land dat wordt overheerst door de Friezen kan hij zich moeilijk vestigen. In 698 wordt uit het bezit van Pepijn de Korte het erfgoed Echternach in Luxemburg aan hem geschonken. Hij vestigt zich daar en sticht er het klooster Echternach. Van daaruit richt hij zich op het kerstenen van het gebied van de Kempen in Texandrië.

In 712 worden in het latere dorp Diessen (“in pago Texandrië loco Diesne”) op de Vroonacker zeven hoeven en een sala met horigen, vrouwen en kinderen en alles wat daartoe behoort aan Willibrord geschonken. Ook (delen van) Waalre en Alphen en de villa Bobanschot – vermoedelijk Baarschot – worden aan hem geschonken. Willibrord draagt in 726 zijn bezittingen over aan de abdij Echternach. Daardoor is de abdij tot het einde van de Tachtigjarige Oorlog sterk verbonden geweest met Diessen en Baarschot. Willibrord overlijdt in Echternach in 739 en zijn lichaam wordt bijgezet in de crypte van de abdijkerk, de Willibrordusbasiliek.

Zie ook "Willibrord" in de Canon van Nederland  

Later wordt de dorpskerk op de heuvel in Diessen aan Willibrordus gewijd. Of er op de heuvel vóór de bouw van de kerk een Willibrorduskapel heeft gestaan is niet bekend, maar lijkt wel waarschijnlijk. De aanwezigheid van een kerk met officie (aanstelling van een priester voor diensten) leidde er toe dat Diessen in de late middeleeuwen een parochie werd met dezelfde grenzen als het oude leengoed en de latere gemeente.

 

Lees meer

Van de eerste schenking in Diessen bestaat de oorkonde nog. Zo weten we met zekerheid dat er in de zevende eeuw al een dorp Diesne bestond.

Quapropter ego Ansbaldus filius Willibaldi quondam dono pro remedio anime mee et pro retributione eternae salutis seu orationum tuarum tibi domino patri ac pontifici, aliquid de rebus meis propriis in pago Texandrie loco Diesne, casatas VI cum sala et curticle meo cum VI mancipiis et uxoribus et infantibus eorum. Hos tibi cum omnipeculiare suo cum omni integritate trado, hoc est casis, curtilibus, campis, pratis, pascuis, silvis, aquis aquarumque decursibus et aratoria terra, mobili vel immobili, cum egressu vel ingressu vel watriscafo.

Derhalve heb ik Ansbald, zoon van Willibald, geschonken voor het welzijn van mijn ziel en voor het verkrijgen van de eeuwige redding, biddende tot u Heer Vader en tot de hogepriester, van mijn eigen bezittingen in de streek Texandrië in de plaats Diesne zes woningen met zaal en mijn Vroonhof, met zes horigen met vrouwen en hun kinderen. Dit zijnde alles omvattend zonder beperking de hutten, hoeven, velden, weiden, bossen, waterlaten voor het land, mobiel of immobiel, met uitgang of ingang of ?watriscafo?.

In 2010 zijn er opgravingen gedaan in het gebied Vroonacker, waarbij sporen van een hoeve gevonden zijn, die de door Engelbert aan Willibrord geschonken villa geweest zou kunnen zijn. De opgravingen hebben in elk geval aangetoond dat er in Diessen een doorgaande lijn van bewoning is geweest vanaf de IJzertijd tot nu.

 

Het verdwenen Hooghuis bij het Laar, op de oudste beschikbare kaart aangegeven als Hoog Huis aan de Reusel, is zeer intrigerend. In 1840 meldt het hoofd van het District Eindhoven waaronder Diessen valt na een bezoek aan Diessen, dat het Hooghuis rond 1810 is afgebroken. Volgens de dorpelingen zou Willibrord er enige tijd gewoond hebben. Het was een voornaam omgracht huis waarvan de gevel met “beeldwerk” versierd was. Er waren nog beelden aanwezig in het nabij gelegen kleine huis aan de Hooghuisstraat, maar die zijn later verdwenen.

 

Literatuur

Camps, H.P.H., ed., Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312. I De Meierij van 's-Hertogenbosch (met de heer­lijk­heid Gemert). Den Haag, 1979. Oorkonde nr. 6.

Jef van Gils, “St. Willibrord en het Hooghuis in Diessen”. In: Tussen Paradijs en Toekomst nummer 21 (1988), p. 38-40.

Hans Schoenmaker, “Bodemvondsten en de hoeve van Engelbert”. Hers en Geens 18 (2010), p. 47-56

Hendrik Verhees, Het schetsboek van Hendrik Verhees. KUB, Brabantiacollectie. Heruitgave: J. van Laarhoven, Het schetsenboek van Hendrik Verhees. Den Bosch, Merlijn, 1975. 231 p.