Volksverhuizing Friesland

In het hoge noorden van de Lage Landen hadden zich heel vroeg reeds de Friezen en Saksen gevestigd, twee verzamelnamen van volksstammen die meestal samen worden genoemd. De Romeinen spreken van Frisii majores en minores, van Frisii en Frisiavones. Deze Friezen maakten deel uit van de Noordzeegermanen (Ingvaeones) en zouden voornamelijk van over zee uit Denemarken afkomstig zijn, die geleidelijk langsheen de ganse westkust van de Lage Landen doordrongen. De drie volken samen, Friezen, Saksen en Franken, maakten in de noordelijke Lage Landen het gros van de bevolking uit,[1] terwijl in Vlaanderen en Brabant de Germanen zich met Kelten vermengden en de voormalige concentratie Kelten zich voornamelijk in het zuiden bevond, in de Ardennen waren dat de Belgoromanen.[2]


De Franken tussen 400 en 440. Het grijze gebied duidt het oude Gallië aan, de gekleurde zones geven de expansieneiging van beide volken aan.

Lokalisering van de Ripuarische Franken in de tweede helft van de 5e eeuw (post-Romeins en pre-Merovingisch) waarna de Franken hun gebied naar het zuiden uitbreidden
Nadat de Salische Franken zich in de brede verlaten laagvlakte van Toxandrië hadden gevestigd begonnen zij zich daar vrij snel uit te breiden en volgde een expansie naar het zuiden langsheen de Schelde. In oostelijke richting werd de opgang van de Saliërs gestuit vanwege het Kolenwoud, dat hen scheidde van de Keltoromanen in het zuiden van het huidige België, die al eeuwen een Romaanse taal waren gaan spreken en door de Franken Wala genoemd werden (waarvan de moderne benaming Walen afgeleid is). De Franken vestigden zich nauwelijks aan de linkeroevers van de Schelde, omdat zich ook daar van Sint-Niklaas tot Torhout een ondoordringbaar woud uitstrekte, ten westen waarvan de Friezen steeds meer het gebied van de Menapiërs en Morienen bevolkten en zich met deze stammen mengden. Maar de Saliërs drongen wel langs de verlaten beemden van de Menapiërs door in de vallei van de Leie en Schelde. De weinige Belgoromaanse boeren die daar nog verbleven werden tot slavernij gebracht of omgebracht.[3]

De Ripuarische Franken van hun kant drongen niet verder dan de vlakten van Haspengouw en lieten de Ardennen links liggen. In het westen werden de Ripuariërs gestuit door de moerassen van de Kempen, waarachter het gebied van de Saliërs begon. Ook de horden Alemannen, die het Eifeler heideland doortrokken, kwamen daar voor een muur van wouden te staan.