Het ontstaan van de steden

Na verloop van tijd kregen de boeren steeds meer kennis: ze leerden hoe ze granen moesten planten en hoe ze bijvoorbeeld graan konden gebruiken voor een ander product, zoals het maken van brood. Ook leerden ze steeds meer over het gebruik van dieren: niet meteen de dieren vermoorden, maar ze gebruiken voor het voortrekken van een landbouwvoertuig. Dat mensen voortaan op één plek konden blijven wonen, zorgde voor een enorme verandering bij het leven van de mens.
Doordat de landbouw ontstond er heel veel voedsel. Zo veel voedsel, dat de boer het niet meer allemaal voor zichzelf nodig had. Hierdoor kon hij ook voedsel aan andere mensen geven. Niet iedereen hoefde meer boer te zijn, omdat er zoveel voedsel kwam. Hierdoor konden mensen ook andere beroepen uitoefenen, zoals potten en stoelen maken. Mensen gingen dichter bij elkaar wonen. Hierdoor ontstonden kleine dorpjes die later uitgroeiden tot steden.