Pacificatie van 1917

De Pacificatie van 1917, het sluiten van vrede. De drie grondwetswijzigingen

Halverwege de 19e eeuw waren er vier zuilen ontstaan, de socialisten, de liberalen, de protestanten en de katholieken. Ieder zuil had hun ideeën over hoe het moest gaan in Nederland. Er was weinig contact met elkaar waardoor mensen zich alleen thuis voelde in hun eigen groep, bijvoorbeeld bij mensen die het zelfde werk hadden en hetzelfde geloofde of dachten.

Bij de groepen kwamen arbeiders, protestanten en katholieken op voor hun belangen. Ieder groep richtte hun eigen politieke partij, vakbond, krant en verenigingen op. Hierdoor raakte de Nederlandse samenleving erg verdeeld, de groepen leefde langs elkaar heen. Deze verdeling in groepen die in een samenleving ontstaan noemen we verzuiling.

De vier zuilen dachten over veel onderwerpen verschillend, waardoor er conflicten ontstonden. Zoals het conflict die over het onderwijs ging, er waren twee verschillende onderwijzen, je had openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs. De bijzonder onderwijs waren scholen waar kinderen naar toe gingen die protestant of katholiek waren. Op deze scholen werd les gegeven volgens de regels van hun godsdienst. Maar het probleem voor de protestanten en de katholieken was dat de staat alleen het openbaar onderwijs betaalde en niet het bijzonder onderwijs. Protestanten en de katholieken wouden dat de staat ook het bijzonder onderwijs ging betalen maar hier was de liberalen op tegen. De liberalen vonden dat de staat alleen het openbaar onderwijs moet betalen. Deze ruzie word ook wel de schoolstrijd genoemd.

In 1880 had een op de acht mannen in Nederland kiesrecht. In Nederland was het censuskiesrecht. Steeds meer mensen vonden dit niet eerlijk want in het buitenland was het kiesrecht al uitgebreid. De meningen van de liberalen waren verdeeld, er waren liberalen die vonden dat het kiesrecht voorlopig niet moet veranderen, ze vonden dat de lagere volk te dom waren. Andere liberalen, de meeste wilden wel dat het kiesrecht uitgebreid werd. in 1848 werd het kiesrecht uitgebreid tot een kwart van de volwassenen die mochten stemmen. In 1895 werd het kiesrecht opnieuw uitgebreid tot de helft van de mannen die mochten stemmen. Maar het bleef dat niet alle mannen mochten stemmen, daarom streefde de socialisten naar algemeen kiesrecht voor mannen. Dit houdt in dat alle mannen vanaf een bepaald leeftijd het recht heeft om te mogen stemmen.

Maar het probleem van het invoeren van dat de staat het bijzonder onderwijs ook ging betalen en het invoeren van het algemeen kiesrecht. Komt omdat de confessionelen (de protestanten en de katholieken) en de socialisten geen twee derde van de stemmen in de Eerste en de Tweede kamer hadden waardoor hun wensen niet door konden gaan. De partijen van de verschillende zuilen moesten samenwerken voor een meerderheid om hun wensen uit te laten komen. Dit gebeurde in 1917, de socialisten en de confessionelen besloten om voor elkaars wensen te stemmen. Waardoor ze samen twee derde van de stemmen hadden. Door deze samenwerking kon de grondwet worden veranderd.

In de grondwet van 1917 kwam het algemeen kiesrecht voor mannen, wat de socialisten wouden. De financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, wat de confessionelen wouden. Deze twee veranderingen worden de pacificatie van 1917 genoemd, want dit heeft voor vrede gezorgd en maakte een einde aan de strijd.

Dus de pacificatie van 1917 heeft een bijdrage geleverd aan de Nederlandse democratisering. Want het kwam op voor de belangen van de confessionelen en de socialisten. En door de samenwerking van de confessionelen en de socialisten kregen ze een meerderheid in de kamers en kwam er algemeen kiesrecht voor mannen en financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. En het past bij de Nederlandse rechtstaat want het kwam op voor de rechten die mensen wouden.