Aan de doorgaande weg van Hengelo naar Enschede ligt een complex van veelsoortige gebouwen in een lommerrijk landschap. Dit is de thuisbasis van de Universiteit Twente (UT). De enige campusuniversiteit van Nederland is de laatste jaren grondig gemoderniseerd, maar de basisgedachte is sinds de start in de jaren zestig dezelfde gebleven: de integratie van faciliteiten voor onderwijs, onderzoek, wonen, sport, cultuur en studentenleven. Er wonen meer dan 2.000 studenten op de campus. Aan de andere kant van de weg ligt het Business and Science Park. Dit is misschien wel het eigenlijke visitekaartje van de universiteit: het bedrijvenpark herbergt veel ondernemingen die uit de schoot van de UT zijn voortgekomen. De "ondernemende universiteit" heeft de afgelopen decennia een wezenlijke bijdrage geleverd aan de omschakeling van de Twentse economie van klassieke fabrieksarbeid naar high tech−industrie.
Teloorgang van de textiel
Vanaf de jaren vijftig verslechterde de positie van de Twentse textielindustrie zienderogen. De traditionele afzetgebieden Azië en Afrika vielen grotendeels weg door de opkomst van inheemse textielindustrieën, die met invoerbeperkingen beschermd werden. De mogelijkheden op de Europese markt waren door overproductie gering. De sterk gestegen lonen in Nederland zetten de winsten verder onder druk. De ene fabriek na de ander moest de deuren sluiten; duizenden werknemers kwamen op straat te staan. Dankzij de gunstige conjunctuur konden deze mensen aanvankelijk nog elders aan de slag, vooral in de metaalindustrie. Dat veranderde halverwege de jaren zeventig. Laaggeschoolde arbeid ruimde hoe langer hoe meer het veld voor kenniswerkers. Illustratief voor deze ontwikkeling in Twente was de bloei van bedrijven als chemieconcern Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie (nu AKZO Nobel), radarproducent Hollandse Signaalapparaten BV (nu Thales) en uraniumverwerkingsbedrijf URENCO. In West-Overijssel was het vooral de dienstensector die het verlies aan arbeidsplaatsen in industrie en landbouw opving.
Technische hogeschool
Technologische vernieuwingen stonden aan de basis van de naoorlogse welvaart in Nederland. Maar er was een schreeuwend tekort aan technisch personeel. Eindhoven slaagde er, met dank aan Philips, in als eerste een nieuwe Technische Hogeschool naast die van Delft te openen. De strijd om de derde hogeschool speelde zich vervolgens af tussen de Overijsselse concurrenten Zwolle, Deventer en Enschede. Laatstgenoemde stad streek uiteindelijk in 1961 met de eer, mede doordat de gemeente het landgoed Drienerlo beschikbaar stelde. In 1964 konden de eerste studenten op de Technische Hogeschool Twente worden verwelkomd. De school startte met de opleidingen werktuigbouwkunde, elektrotechniek en scheikundige techniek. Later kwamen daar onder meer maatschappijgerichte vakken als bedrijfs-, bestuurs-, en onderwijskunde bij. In 1986 veranderde de naam van de hogeschool in Universiteit Twente.
Ondernemende universiteit
In de jaren tachtig ging de UT zich als "ondernemende universiteit" profileren. De instelling wilde niet alleen afgestudeerden afleveren en onderzoeksresultaten publiceren, maar ook direct dienstbaar zijn aan de maatschappij. De universiteit werd een spin in het regionale web van kennisintensieve bedrijven. Men organiseerde contactdagen, zette adviescentra op en stimuleerde ondernemerschap van de studenten zelf. Met deze marktgerichte koers liep de UT voor op collega-instellingen. Het wetenschappelijk onderzoek stond steeds meer in dienst van de maatschappij. Er kwamen interfacultaire onderzoeksinstituten tot stand, zoals het MESA+ Instituut voor Nanotechnologie, dat een wereldwijde reputatie opbouwde. De UT is gaan fungeren als katalysator van de kennisintensieve economie in de regio. Dankzij de omslag van textiel naar techniek heeft Twente de status als bedrijvig centrum van Overijssel overeind gehouden.