Klootschieten

Sportief Overijssel

Tijd van burgers en stoommachines

"Zij, die nooit het gooien met een kloot op onze heidevelden gezien hebben, zullen door de volgende beschrijving eenig denkbeeld van dit wintervermaak kunnen krijgen", aldus de Twentsche Courant in 1883. "Het klootschieten heeft gewoonlijk plaats in de maanden januari en februari, als de grond hard is. De mannelijke bewoners van verschillende gehuchten, buurschappen en dorpen treden dan tegen elkaar in 't strijdperk. […] Met de grootste belangstelling neemt de wedstrijd een aanvang. Met een houten bal, alzijdig rond, vier of vijf centimeter in middellijn kruiselings met lood gevuld, tracht elk zoover mogelijk te gooien. […] Langs een bepaalde baan schiet met voort, tot men aan 't einde is. De partij die nadat er van beide zijden evenveel schoten gedaan zijn, vóór is, heeft den prijs behaald."

Twentsche Klootschietersbond

Klootschieten was in de late Middeleeuwen een wijdverbreid volksvermaak in Nederland. Maar door regelmatige ongelukken en conflicten tussen de deelnemers, werd het spel in tal van plaatsen verboden. Na de Reformatie kwam het klootschieten als verstoring van de zondagsrust al helemaal in een kwaad daglicht te staan. Uiteindelijk bleef het gebruik alleen in overwegend rooms-katholieke delen van Twente en de Achterhoek bestaan. Klootschieten had een sterk sociale functie: hele dorpen kwamen naar een wedstrijd kijken. Een uit de hand gelopen treffen tussen Ootmarsum en Oldenzaal op 27 januari 1747, waarbij eerstgenoemde stad letterlijk het vaandel van de tegenstander veroverde, houdt de gemoederen nog altijd bezig. Aan het begin van de 20ste eeuw verplaatste het klootschieten zich door grootschalige ontginning van de heidevelden steeds meer van veld- naar straatbanen. De beoefenaars begonnen zich te organiseren en wedstrijdreglementen op te stellen. Op 8 april 1931 werd de Twentsche Klootschietersbond opgericht, de moederorganisatie van diverse huidige klootschietverenigingen.

Volkssport nummer één

Waar het klootschieten vooral aanhang genoot onder "het landbouwende deel onzer bevolking", was voetbal "vrijwel de enige tak van sport, waartoe het groote contigent arbeiders zich voelt aangetrokken", aldus een beschouwing over de sport in Overijssel uit 1931. "De lichamelijke oefening heeft nu eenmaal - en dit mag zeker als een zeer verheugend verschijnsel worden aangemerkt - de volle sympathie der arbeidende klasse." Voetbal begon als tijdverdrijf voor de elite. De deftige Enschedese Footballclub Prinses Wilhelmina en het Deventer Utile Dulce hielden zich als pioniers vanaf 1885 respectievelijk 1887 met deze Engelse sport bezig. Maar arbeidersclubs als Go Ahead (1902), Heracles Almelo (1903), PEC Zwolle (1910) en Sportclub Enschede (1910) staken hen al spoedig naar de kroon en boekten aanzienlijke successen binnen het betaalde voetbal. Sportclub Enschede ging na een gedeeltelijke fusie met de Enschedese Boys in 1965 verder onder de naam FC Twente. Inmiddels is het voetbal in Overijssel al ruim 100 jaar volkssport nummer één.

Eldorado van de schaatsliefhebber

Een andere favoriete sport in Overijssel is het schaatsen. De winterlandschappen van de Kamper kunstenaar Hendrick Avercamp (1585-1634) laten zien hoe geliefd de schaatssport in zijn dagen al was. In de 19de eeuw kwamen de ijsverenigingen op. De schaatsers beproefden hun krachten tijdens kortebaanwedstrijden op uiterwaarden, grachten, kanalen of meren. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de toertochten in zwang. De waterrijke Kop van Overijssel groeide uit tot het eldorado van de schaatsliefhebber in Nederland. De provincie leverde ook enkele roemruchte winnaars van de Friese Elfstedentocht. Reinier Paping (1931) uit Ommen won "de hel van 1963" en Evert van Benthem (1958) uit Sint Jansklooster haalde in 1985 en 1986 als eerste de eindstreep. De eigen variant op de Elfstedentocht, de Overijsselse Merentocht, is bij gebrek aan strenge winters tot op heden niet verreden.