Dominee Van Raalte

De gereformeerde gezindte

Tijd van burgers en stoommachines

Als een gedreven missionaris reed Albertus van Raalte vanaf zijn aanstelling als predikant in 1836 op zijn paard door Overijssel om de onderdrukte gereformeerde gemeenten te steunen. Om het verbod op samenscholing met meer dan twintig personen te omzeilen, leidde hij diensten op afgelegen locaties en ongebruikelijke tijdstippen. Geregeld werden de bijeenkomsten verstoord of aanwezigen achteraf beboet. Maar bang aangelegd was Van Raalte niet. Toen de Staphorster burgemeester Frederik Allard Ebbinge Wubben (1791-1874) hem gelastte de heimelijke bijeenkomst van de afgescheiden gemeente te beëindigen, antwoordde de dominee: "Gij zijt de slimste en ergste der burgemeesteren, die ik nog ontmoet heb. Een vijand van God en Zijn dienst." Het kwam hem op een veroordeling wegens belediging tot 8 dagen gevangenisstraf te staan.

"Scheurmakers"

Het gistte al langer binnen de Hervormde (voorheen Gereformeerde) Kerk. Sinds de Franse tijd gold formeel vrijheid van godsdienst en was het dominante kerkgenootschap zijn bevoorrechte positie kwijtgeraakt. Maar in de praktijk waren Kerk en staat nog op tal van manieren met elkaar verweven. Intussen hadden de revolutionaire idealen van de Verlichting vat gekregen op de Hervormde Kerk. Er ontstond een grotere mate van vrijheid in leer en liturgie. Het orthodoxe volksdeel kwam tegen deze vernieuwingen in opstand. De Afscheiding van dominee Hendrik de Cock (1801-1842) in het Groningse Ulrum in 1834, vond navolging in Genemuiden, Kampen en Zwolle. Door toedoen van zijn collega's Anthony Brummelkamp (1811-1888) en Van Raalte (1811-1876) groeide het aantal afgescheiden gemeenten in vooral Noordwest-Overijsel en de Vechtstreek in rap tempo. Maar in de ogen van de meerderheid van de bevolking ondermijnde de Afscheiding de kerkelijke en maatschappelijke eenheid. In diverse plaatsen ontstonden grote spanningen, waarbij "separatisten" werden bedreigd of gemolesteerd en hun eigendommen vernield. De overheid bestreed de "scheurmakers" met een samenscholingsverbod, boetes, gevangenisstraf en inkwartiering van soldaten. Maar dat weerhield de afgescheidenen er niet van samen te komen. Uiteindelijk werden de zogenaamde Christelijk Afgescheiden Gemeenten vanaf 1839 onder voorwaarden door de overheid erkend.

Theologische school

In Overijssel groeide dominee Van Raalte, vanaf zijn aanstelling als predikant te Genemuiden en Mastenbroek in 1836, uit tot de onbetwiste leider van de Afscheidingsbeweging. In 1839 ruilde hij met zijn gezin zijn standplaats Genemuiden in voor Ommen. Bij gebrek aan gereformeerde predikanten begon hij hier een particuliere theologische opleiding. In 1844 fuseerde deze opleiding met die van zijn zwager Brummelkamp in Arnhem. Tien jaar later besloten de gereformeerde kerken een centrale theologische school in Kampen te vestigen. Overijssel groeide uit tot een gereformeerd bolwerk in Nederland. Van Raalte had zijn grenzen inmiddels verlegd. Hij was in 1846 als leider van de gereformeerde landverhuizers meegegaan naar Amerika, waar onder zijn leiding de kolonie Holland tot bloei kwam. In 1876 blies de gereformeerde voorman hier zijn laatste adem uit.

Stromingen en scheuringen

Vanaf het prille begin kampte de gereformeerde gezindte met interne verdeeldheid, die zich uitte in verschillende kerkscheuringen. Allereerst manifesteerde zich een meer bevindelijke stroming, die veel nadruk legde op innerlijke geloofsbeleving. In Overijssel kwam deze stroming in het bijzonder in Rijssen en Staphorst tot bloei. Daarnaast ontstond een meer rationele en maatschappijgerichte stroming die zich onder leiding van Abraham Kuyper (1837-1920) vanaf 1886 losmaakte van de Hervormde Kerk. Deze Nederduits Gereformeerde Kerken verenigden zich in 1892 met de meer traditionele Christelijk Afgescheiden Gemeenten tot de Gereformeerde Kerken in Nederland, maar raakten ruim een halve eeuw later opnieuw verdeeld. Bij deze Vrijmaking van de orthodox gereformeerden in 1944 speelde de Kamper professor Klaas Schilder (1890-1952) een hoofdrol. De Gereformeerde Kerk (synodaal) sloeg na de oorlog een meer vrijzinnige oecumenische richting in en fuseerde in 2004 met de Hervormde Kerk tot de Protestantse Kerken in Nederland.