Bloembollen, zaden en kool

Met de leus 'De lente begint in Bovenkarspel' werd sinds jaar en dag overal in Nederland de Westfriese Flora aangekondigd. Met bussen vol kwamen de bezoekers, soms wel honderdduizend. Er werd in 1962 zelfs een station voor aangelegd. De koningin kwam, ministers kwamen. De Westfriese Flora was hét affiche van de West-Friese tuinbouw.

Toch, niet minder bekend dan de Flora, was de West-Friese zaadteelt bij Andijk/Enkhuizen en bij Warmenhuizen/Tuitjenhorn. In het nationaal museum Saet & Cruyt, in het poldermuseum van Andijk, valt de geschiedenis te zien. Niet minder bekend was de West-Friese fruitteelt in de Bangert, die er al vóór 1500 was; met een heel eigen karakter door zijn bessenstruiken onder hoogstamfruitbomen, aalbezie-plantagies. Ook de naam Kersenboogerd herinnert aan een geliefde uitgaansmogelijkheid, kersen plukken in juni! Nog steeds is West-Friesland bekend om zijn groenten en fruit, nu ook uit kassen.

Net zo bekend als de Flora, ja leidend in Nederland, was en is de teelt van sluitkool aan de Langedijk en in het Geestmerambacht en de zuurkoolindustrie. Net zo bekend is de bloemkoolteelt in Het Grootslag, eveneens leidend in Nederland. En dat is nog niet alles; er zijn nog andere mooie producten als broccoli, witlof, sjalotten en zelfs wijn, `onder invloed van het IJsselmeer gekweekt´. Deze teelten hebben een met de bloembollenteelt vergelijkbare ontwikkeling doorgemaakt; door de opkomst van het snelverkeer, de groei van de steden - zonder grote steden geen grote tuinbouw - en een verbeterde waterhuishouding.

Aan het voorbeeld van de bloemkool valt duidelijk te maken hoe die ontwikkeling verliep, van primitief en traag naar gestroomlijnd en snel. Het probleem met de bloemkool was zijn houdbaarheid. Daarom werd bij de oogst het blad in tact gelaten. Oude foto's vertonen schuiten met soms bijna twee meter hoge stapels kolen, kunstig op elkaar gestapeld, staande op hun stronken. Dat stapelen was een hele kunst én zo'n stapel nam veel ruimte in beslag. Zoveel, dat de tuinder gedwongen was meerdere malen te varen voordat alle kolen waren afgeleverd. Had hij zijn land midden in Het Grootslag, dan was dat twee uur kloeten, bomen, zwaar werk. Gelukkig was er sinds 1892 in Grootebroek naar Langedijker voorbeeld een vaarveiling. Het marktgeld was er tot vijfhonderd kolen een stuiver. Na het veilen werden de kolen overgeladen. Maar toch, hoe formidabel de bloemkoolteelt en al die andere teelten zich ook ontwikkelden, de bloembollen overschaduwden ze; de Westfriese Flora stal de show.

Bijna kwam aan die show een eind; in 1999 verloren tientallen medewerkers en bezoekers door de veteranenziekte het leven, velen werden voor het leven gehandicapt. Het tekent echter de veerkracht van de tuinbouw dat de show al in 2000 weer open ging. Met als thema Japan werden ruim 50.000 bezoekers getrokken tegen 75.000 in 1999. De show is nu in Zwaagdijk-Oost, onder een nieuwe naam. Dat is knap, maar de lente begint niet meer in Bovenkarspel.

Uitgelicht

In het Westfries Museum ligt een oude Hoornse gevelsteen, van het 'Huis met de Drie Tulpen'. De steen komt uit de katholieke kerk aan het Achterom die kort na 1880 moest wijken voor de Koepelkerk. Hij herinnert aan de tulpengekte kort na 1630. Tulpen waren toen iets nieuws. Enorme prijzen werden betaald voor bollen die prachtige bloemen belóófden. In Hoorn zou zo een huis voor drie tulpenbollen zijn verkocht.

Nadat de overheid in 1637 een maximumprijs had vastgesteld bedaarde de gekte. Het duurde tot 1876 voordat in West-Friesland weer over bloembollen werd gepraat, nu niet door kopers maar door tuinders.