De eerste (bekende) bewoners leven op zelf opgeworpen wierden temidden van kweldergebied, dat regelmatig onder water loopt
Rond 600 v. Chr. ontstaat langs de gehele Waddenkust een uitgestrekt kweldergebied dat slechts bij stormvloeden onder water loopt. Dit gebied ontwikkelt zich tot de grootste natuurlijke weide van Europa. Veehouders uit Noord-Duitsland en het Drentse achterland trekken naar het gebied. Op de hoge delen van de kwelder verbouwt men granen, oliehoudende zaden en duivebonen. Men noemt de bevolking Friezen. Het noordelijke kustgebied maakt nooit deel uit van het Romeinse rijk, maar er is wel sprake van intensief handelsverkeer. Bovendien treden jonge Friezen in dienst van het Romeinse leger. Na de ineenstorting van het Romeinse rijk aan het einde van de 3e eeuw n. Chr., vertrekken veel mensen uit het kustgebied naar elders (de tijd van de volksverhuizingen). In de 5e eeuw krijgen de achterblijvers gezelschap van de Angelen en Saksen uit het oosten. Zij vullen de leeggekomen ruimte op.
Afbeelding: Impressie van een wierdenlandschap (drs. ing. R.A. van Eerden)