De gastarbeiders

Nieuwe Nederlanders

De Nederlandse economie maakt in de jaren zestig overuren en de vraag naar arbeiders groeit enorm. Mensen uit Spanje, Portugal, Griekenland, voormalig Joegoslavië, Turkije en Marokko moeten het tekort aanvullen. Ze worden ‘gastarbeiders’ genoemd, want hun aanwezigheid zou tijdelijk zijn.

Economische groei
De uitstroom van Nederlanders in de jaren 1950 is de grootste in de Nederlandse geschiedenis. Zo’n 350.000 mensen emigreren met steun van de regering naar landen als Canada, Nieuw-Zeeland en Australië. Begin jaren zestig volgt er snelle economische groei en kan Nederland opeens alle arbeiders gebruiken. Dat geldt met name voor de industrie. Bedrijven als de Hoogovens en Philips richten hun blik daarom op het buitenland. Men is op zoek naar tijdelijke arbeiders, vandaar de naam ‘gastarbeiders’.

In eerste instantie komen voornamelijk Italiaanse, Spaanse, Griekse en Joegoslavische arbeiders naar Nederland, voornamelijk mannen. Na een wervingsovereenkomst met Turkije in 1964 volgen Turkse arbeiders, vijf jaar later Marokkaanse arbeiders. In sommige gevallen haalt een ‘keuringscommissie’ van de Nederlandse overheid arbeiders op in Marokko. De meerderheid van de migranten woont en werkt in de industriële centra, zoals de Rotterdamse haven en de textielregio in het oosten van het land. Ze verrichten vaak zware arbeid, maken veel uren en leven in eenvoudige omstandigheden.

Van tijdelijk naar permanent
In de beginjaren worden de nieuwe arbeidskrachten met open armen ontvangen. Maar na een tijd laat de lokale bevolking soms duidelijk merken niet blij te zijn met hun aanwezigheid. De regering laat ze niet inburgeren: het idee is dat de arbeiders hier tijdelijk zijn. In de praktijk loopt het anders. Werkgevers blijven de contracten verlengen totdat in de jaren zeventig, met de terugloop van de industrie, de werving van gastarbeiders officieel gestopt wordt. In de jaren tachtig worden de gevolgen van de krimpende wereldeconomie juist door deze groepen gevoeld. Veel arbeiders blijven in Nederland, zeker nadat de wet op de gezinshereniging (1974) de mogelijkheid biedt om hun familie over te laten komen.

Vanaf de jaren tachtig werkt de Nederlandse regering aan een integratiebeleid dat tot de dag van vandaag voortduurt. Moeten nieuwkomers zich aanpassen en helemaal opgaan in de meerderheidscultuur, of kan er sprake zijn van integratie met behoud van eigen identiteit? Of is integratie een mix van deze twee?

De multiculturele maatschappij
Nederland is met de komst van deze grote groep arbeiders weer een immigratieland geworden. Behalve de toestroom van gastarbeiders verleent Nederland, net als veel andere Europese landen, asiel aan politieke vluchtelingen. Migranten uit Suriname en de Antillen vestigen zich ook in Nederland. Binnen de Europese Unie heft Nederland zijn grenzen op, wat leidt tot tot immigratie van arbeidskrachten uit Oost-Europa.

De verschillende migratiestromen zorgen voor een heftig politiek debat over de relatie tussen samenleving, cultuur en religie. De terroristische aanslagen van 11 september 2001 in Amerika zetten dit gesprek op scherp. Vooral de plaats van de islam in de Nederlandse samenleving leidt tot debat. Steeds keert daarbij de vraag terug wat 'Nederlanderschap' eigenlijk inhoudt, en in hoeverre Nederland openstaat voor nieuwkomers.

Los van de maatschappelijke discussie vindt er onder migrantenkinderen een versneld proces van individualisering plaats. Ze zijn in alle lagen van de samenleving te vinden. Toch belemmeren de lage sociaal-economische omstandigheden veel migranten in een geslaagde doorstroming in de maatschappij en ervaren ze vaak discriminatie bij participeren op de arbeidsmarkt.

Kinderen van gastarbeiders onderzoeken de invloed van de migratie van hun ouders op hun leven. In 2018 wint Murat Isik de Libris Literatuurprijs met zijn roman Wees onzichtbaar, waarin hij het migratieverhaal van zijn Turkse familie in Amsterdam Zuidoost vertelt. Zo’n oorsprongsverhaal geeft deze generatie het gevoel erbij te horen en zorgt voor verbinding.