Land in oorlog
De eigenaar heeft zijn verstopte schat niet meer tevoorschijn gehaald. Het kan zijn dat hij zijn spaargeld, 482 zilveren munten, op een veilige plek had opgeborgen en stierf zonder dat hij het nog aan iemand kon zeggen. Of het was de buit van een diefstal. Maar misschien kwam het door de oorlog.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, die al in 1568 was begonnen, verzetten de Nederlandse geuzen zich tegen de Spaanse overheersing. Het stadsbestuur van Rotterdam steunde de Spanjaarden, maar veel stedelingen waren trouw aan de geuzen. In 1572 richtten Spaanse soldaten een bloedbad aan. Op 8 april wilden ze Rotterdam in om vandaaruit de geuzen uit Delfshaven te verdrijven, maar bij de stadspoort hield een woedende menigte anti-Spaanse Rotterdammers hen tegen. Een dag later kwamen de Spaanse soldaten toch de stad in; zij vermoordden 40 Rotterdammers.
Duizend angsten
Het verhaal gaat dat een stel Rotterdammers zich in een huis aan de Grotemarkt verscholen hield toen de Spaanse troepen moordend door de stad trokken. Om de Spanjaarden te misleiden slachtten ze een bok. Het bloed lieten ze onder de deur door naar buiten lopen, zodat het leek alsof het huis al was doorzocht. De ‘duizend angsten’ die de verborgen burgers hier doorstonden, zouden zijn vereeuwigd in de naam van het huis: ‘In duijsent vreesen’. Had de eigenaar van de schoen wellicht dit bloedbad in 1572 meegemaakt en vanaf die tijd zijn kapitaal angstvallig verborgen gehouden?
Een ware schat
De schoen werd verstopt in 1594 of kort erna. De munten waren geslagen tussen 1472 en 1592 maar sommige hadden een belastingstempel uit 1594. De 482 zilveren munten waren ongeveer 50 gulden waard. Dat was destijds een flink bedrag waar een geschoolde ambachtsman zeker twee maanden voor moest werken. Vandaag de dag zou de waarde ongeveer 1.200 euro zijn.
Hun gewicht in zilver waard
De meeste zilveren munten waren Nederlandse stuivers: hele, halve en dubbele. Er zaten ook wat Engelse shillingen bij en een halve ‘crown’. Daarnaast waren er realen uit Spanje, destijds toch de aartsvijand. Voor de waarde van munten maakte het in de 16e eeuw niet uit waar ze vandaan kwamen of hoe oud ze waren. Wel moesten de ontvangers controleren of de munten nog heel waren en er geen randjes af waren gevijld. De eigenaar van de schoen had goed opgelet: er waren maar drie munten beschadigd en slechts één munt was vals. Hij heeft er zelf niet meer van kunnen genieten, maar de archeologische dienst is erg blij met zijn verzameling munten én met de oude schoen.