IJzertijd

Een dichtbevolkte regio

Na de bronstijd volgt de ijzertijd. Deze begint zo’n 800 v.Chr. en eindigt met de komst van de Romeinen rond het begin van onze jaartelling. Vlaardingen ligt aan de monding van de Maas en heeft dus door eb en vloed te maken met zoet en zout water. Kreken doorsnijden het moerassige landschap. Dammen, duikers en dijken moeten het land droog houden. De restanten die archeologen hiervan aantreffen, worden gezien als de vroegste waterbouwkundige werken van ons land.

Landschap
In de vroege ijzertijd bestaat het gebied uit moerassen en kreken. Op de veengrond groeien naast grassen, rietsoorten en varens. Op de wat hogere, met klei bedekte gronden, gedijen ook elzen en essen. Bij de kust liggen duinen die het gebied enigszins beschermen tegen de zee. Stormvloeden en hoge waterstanden van de Maas veroorzaken regelmatig veel wateroverlast. In sommige periodes kan men hier op de kreekruggen wonen, in andere periodes is dat moeilijker. De bewoners verplaatsen zich veelal met boomstamboten waardoor ze ook grotere afstanden af kunnen leggen. Wegen over land waren er nauwelijks. Een dergelijke boot, gemaakt van eikenhout, troffen archeologen in 2005 aan in de bodem bij bedrijventerrein ‘Vergulde Hand’. Met een lengte van bijna elf meter is het de grootste kanovormige boot die in ons land is opgegraven. Deze dateert van omstreeks 683 v.Chr.. 
Rond die tijd trekken mensen het veengebied in waar ze vee houden en akkers aanleggen.

Bewoning
In de midden-ijzertijd, omstreeks de vierde/derde eeuw v.Chr., is het gebied bij Vlaardingen een van de dichtst bewoonde plekken van Nederland. Er wonen 25 tot 35 mensen per km2, waarmee het een van de dichtst bewoonde plekken van Nederland is op dat moment. Een soort prehistorische Randstad...
Het land is dan bruikbaar voor landbouw en veeteelt. Men jaagt, vist en verzamelt planten, bessen en vruchten. Het is een aantrekkelijk en voedselrijk gebied om in te wonen. Archeologen treffen hier dan ook restanten van diverse nederzettingen aan waaronder veel overblijfselen van boerderijen. In deze ‘woonstalhuizen’ leven mens en dier onder één dak. In het stalgedeelte van de boerderij staan schapen, varkens en koeien. Gevlochten omheiningen moeten het vee bijeen houden. Takkenpaden naar en rond de boerderijen zorgen voor droge voeten in het zompige landschap.
Deze boeren verbouwen producten als emmertarwe, broodtarwe, gerst, vlas en wellicht spelt. Mogelijk planten ze al wat groenten en kruiden aan. De oogst wordt droog en ongediertevrij bewaard in op palen staande hokjes, spiekers genaamd.
Om de lager gelegen, door kreken doorsneden gebieden voor landbouw of veeteelt te kunnen blijven gebruiken, leggen de bewoners in de late ijzertijd dammen en duikers aan. Zo wordt het overtollige water afgevoerd naar de Maas. De oudste dam van Nederland is gevonden op bedrijventerrein Hoogstad en dateert van omstreeks 175 v.Chr. Ook in de Broekpolder en bij de Vijfsluizen vinden archeologen resten uit deze periode. Op de laatste locatie treffen ze in 2021 een aardlichaam, vermoedelijk een dijkje, uit de derde/tweede eeuw v.Chr. aan.

Gebruiksvoorwerpen
Uit zowel de brons- als de ijzertijd zijn in westelijk Nederland vrijwel geen bronzen of ijzeren gebruiksvoorwerpen overgebleven. In de bronstijd leefde er ook nagenoeg geen mens in dit gebied. Voor de ijzertijd ligt dat anders. De bewerkingssporen op het hout, zoals haksporen van bijlen, tonen aan dat er wel degelijk metalen werktuigen waren. Deze blijven echter in de zure veenbodem slecht bewaard. Wel zijn kleine smeltkroesjes uit de midden-ijzertijd gevonden die voor de vervaardiging van kledingaccessoires en sieraden gebruikt zullen zijn. Daarnaast treft men in de bodem aardewerk, spinsteentjes, weefgewichten, spitopleggers en kralen van aardewerk aan. Het aardewerk is meestal donker gekleurd, wat erop duidt dat het zonder zuurstof is gebakken. De voorwerpen zijn vaak versierd met nagelindrukken of lijnen.