Crisisjaren in Veenendaal

Tijdens de crisisjaren was er een algemene recessie (achteruitgang). De productie van bedrijven liep terug en mensen werden ontslagen. Werklozen kregen ‘steun’ (geld voor huur en eten). Om te voorkomen dat ze er dan stiekem een ‘zwart baantje’ bij namen, moesten ze elke dag een stempel laten zetten in een boekje. Veel werklozen schaamden zich daarvoor. Verder was er ‘werkverschaffing’. Werklozen die steun kregen, moesten voor een klein uurloon werken voor de gemeente of de regering, ook al waren ze niet voor dat beroep opgeleid.

In 1931 had Veenendaal 8385 inwoners. Het overgrote deel van de werkende bevolking bestond uit fabrieksarbeiders. De wolfabrieken, zoals de Veenendaalsche Stoomspinnerij en Weverij (VSW), verloren afzet in het buitenland en moesten arbeiders ontslaan. De firma Roessingh werd in 1934 zelfs opgeheven. In 1937 waren er al 570 werklozen.

Vanwege de crisis ging Jochem van Schuppen een nieuw model sigaren maken, de ‘bolknak’, een sigaar met de meeste tabak aan het vuureinde. Dit werd een succes. Het personeel op de Ritmeester groeide van 352 in 1933 tot 1700 in 1939. Veel werkloze textielarbeiders werden omgeschoold tot sigarenmakers en het grote gebouw van de opgeheven textielfirma Roessing aan de Kerkewijk, nr. 115, werd door Ritmeester en Panter overgenomen.