Gemeentewet

Na de nieuwe grondwet van 1848 bracht de Gemeentewet van 1851 grote veranderingen. De gemeente werd bestuurd door een burgemeester en twee wethouders. De gemeenteraadsleden werden gekozen door burgers die stemrecht hadden. De wethouders werden gekozen uit en door de gemeenteraad. Tussen 1851 en 1857 vergaderde gemeenteraad 108 keer. Men hield zich bezig met heel veel zaken, zoals: brandweer, huisnummering, snelheid van het verkeer, met paard en wagen binnen de bebouwde kom van de gemeente, regels voor de kermis. In de kerk op de Markt was er een vaste bank voor de gemeenteraad. Daarop mochten andere kerkgangers niet gaan zitten.

Alleen mannen van 23 jaar of ouder die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, hadden stemrecht. Wie in Veenendaal 24 gulden of meer betaalde, mocht leden van de Tweede Kamer en de Provinciale Staten Kiezen. Wie twaalf gulden of meer betaalde, mocht leden van de gemeenteraad kiezen. Omdat er in Veenendaal veel arbeiders woonden, hadden maar weinig mannen stemrecht. In 1851 waren het er 71 voor de Tweede Kamer en de Provinciale Staten en 196 voor de gemeenteraad.