Salvatorkerk

In 1546 ontstond Veenendaal als een dorp van gravers en vervoerders van turf. Tot 1795 viel Veenendaal onder het bestuur van Rhenen. Kerkelijk behoorden de inwoners tot de rooms-katholieke Cuneraparochie te Rhenen.

De afstand tot de Cunerakerk in Rhenen was twee uur lopen, even ver als naar de kerk in Ede of naar de kapel op de Emmikhuizerberg. Dat kerkje was in 1535 gesticht door Utrechtse monniken, die het hadden opgedragen aan Sint Salvator (salvator = redder), dus aan Jezus Christus als de Verlosser van de wereld. Het was dan ook geen wonder, dat in 1550 veel turfwinners noch naar de kerk noch naar de biecht gingen. Hoogstens om een kind te laten dopen. De meesten stierven zonder door de pastoor bediend te worden met het sacrament voor de stervenden.

De eigenaren van de veengrond, de zogenaamde ‘veengenoten’, vroegen keizer Karel V dan ook om een eigen parochiekerk. Als mensen niet meer naar de kerk zouden gaan, dan dreigde er, zeiden ze, een “groot perikel (gevaar) der zielen voor die grevers ende arbeyders mitsgaders heur wijven ende kinderen”. Ook was het zonder kerk vrijwel onmogelijk om voldoende werkvolk aan te trekken. De toestemming voor een nieuwe Veenkerk kwam al snel, in 1553. De veengenoten probeerden eerst de nieuwe kerk te bouwen op een grote heuvel, het Groote Veenloo / de Vendel, de plek waar nu de begraafplaats ligt. Omdat die grond in het bezit was van het Utrechtse Kartuizer klooster - denk aan de naam Munnikenweg - trokken zij met tien kannen wijn naar Utrecht. Het was echter tevergeefs.

Gelukkig stond in 1562 Elisabeth van Schaik, de weduwe van Dirk van Bredeveld, gratis grond af op een lagere heuvel, het Kleine Veenloo. Stenen kwamen van de Emmikhuizerkapel, die in hetzelfde jaar werd verwoest. Het hout voor de kap wordt geschonken door een van de veengenoten. Geld voor een toren, laat staan een torenspits, was er niet.

Op 1 mei 1566 was de ‘nieuwe veenkercke’ klaar; eerst nog alleen het koor, zes jaar later volgde het schip. De beeldenstorm stond in Vlaanderen al op het punt om los te breken, maar ‘in ‘t Veen’ was men nog volop rooms-katholiek. Ook deze kerk werd opgedragen aan Sint Salvator. Ze werd namens de aartsbisschop van Utrecht ingewijd door zijn helper, Johannes Knijff, de latere bisschop van Groningen. Ruim drie maanden later woedde ook in de provincie Utrecht de beeldenstorm. De Veenendaalse Salvatorkerk aan het marktplein werd er niet door getroffen.