De Nieuwe Hollandse Waterlinie

Veilig achter het water

De voormalige gemeente Maarssen lag in de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Deze linie, gelegen tussen de voormalige Zuiderzee en de Biesbosch, was tussen 1815 en 1940 de militaire hoofdverdedigingslinie van Nederland. Zo kon men het belangrijke West-Nederland beschermen tegen een vijandelijke aanval.

Als gevolg van de wapenwedloop tussen artillerietechniek en vestingbouw vonden er regelmatig aanpassingen aan de NHW plaats. Drie keer is de NHW in staat van verdediging gebracht en stonden er troepen met hun wapens paraat. Dat gebeurde in 1870, 1914-1918 en 1939-1940.

Verdediging 

De verdediging van de NHW was grotendeels gebaseerd op inundaties; het onder water zetten van laaggelegen terreinen. Daarvoor kon men gebruik maken van een uitgebreid stelsel van civiele en speciaal aangelegde militaire sluizen, duikers, dijken enzovoorts. Het inundatiestelsel en de werking daarvan waren complex en vanzelfsprekend strikt militair geheim; het was met recht een geheim wapen. In de mobilisatieperioden 1914-1918 en 1939-1940 zijn er inundaties voorbereid, maar alleen in de meidagen 1940 zijn deze daadwerkelijk uitgevoerd.

Fort Maarsseveen

Niet alle plaatsen in de Linie konden worden afgesloten door inundaties. Dijken, hooggelegen wegen, maar ook kanalen vormden doorgangen door de inundatieterreinen, die dus afgesloten en verdedigd moesten worden door verdedigingswerken. De voortschrijdende artillerietechniek leidde tot uitbreiding van het aantal forten om zwakke punten in de NHW versterken. Tussen 1865 en 1885 werden de bestaande en nieuwe forten voorzien van zware wallen en ‘bomvrije’ gebouwen voor huisvesting van troepen en schuilplaatsen voor geschut onder gronddekkingen.

Het in 1880-1881 aangelegde Fort Maarsseveen was bestemd voor de afsluiting en verdediging van de Maarsseveensevaart met naastgelegen weg. In die tijd kon de verdediging gevoerd worden door 87 militairen van de artillerie en infanterie met een bewapening van 6 kanonnen.

Voor een goede uitwerking van vuurwapens waren vrije observatie en open schootsvelden van groot belang. Het behoud daarvan was geregeld in de Kringenwet uit 1853. De Kringenwet onderscheidt in de omtrek van elk verdedigingswerk drie denkbeeldige kringen, een kleine kring tot 300 meter, een middelste kring tot 600 meter en een grote kring tot 1.000 meter. Binnen deze kringen golden strenge bouw- en beplantingsvoorschriften.

Loopgraven en prikkeldraad

Na 1885 werd de brisantgranaat ingevoerd. Tegen de uitwerking van deze hoog-explosieve granaten waren het metselwerk van gebouwen, gronddekkingen en fortwallen niet bestand. Vanaf die tijd volgde de legerleiding een andere strategie. Door het merendeel van het geschut en de infanterie in verspreide opstellingen tussen en achter de forten te plaatsen verminderde men de trefkans in geval van beschietingen aanzienlijk.

In de mobilisatieperioden 1914-1918 en 1939-1940 werd de NHW op die wijze in staat van verdediging gebracht. Loopgraven en prikkeldraad zijn kenmerkend voor de verdedigingswijze uit die tijd. In de mobilisatie 1939-1940 werden bovendien betonnen schuilplaatsen, mitrailleurkoepels en tankversperringen gebruikt.

Werelderfgoedlijst van de Unesco.

Na de Tweede Wereldoorlog was er voor de NHW geen functionele rol meer weggelegd in het kader van de landsverdediging. In de periode daarna werden de verouderde forten opgeheven als ‘verdedigingswerk in de zin der wet’.

Tegenwoordig zijn veel sporen van de NHW nog terug te vinden: behalve forten zien we ook verspreide inundatiesluisjes, duikers, betonnen schuilplaatsen, dijken en kanalen. Tezamen vormen deze objecten en structuren een belangrijk militair-historisch erfgoed.

De NHW is in 2021 geplaatst op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Daarmee wordt recht gedaan aan het unieke karakter van deze typisch Nederlandse verdedigingslinie.