Een grote vuurzee

Dorpsbranden

Tijd van burgers en stoommachines

Snikhete zomerdag

Maandag 15 augustus 1842 was een snikhete zomerdag. Alles was kurkdroog. Toen de turf van landbouwer Jan Hendrik Toerse, vlakbij de Grotestraat in Den Ham, in brand vloog, greep het vuur snel om zich heen. Binnen 1 uur waren 43 huizen en 7 schuren in vlammen opgegaan. Veel inwoners van Den Ham waren niet alleen hun huis kwijt, maar ook de oogst was vernietigd.

Nog een brand

In 1905 trof Vriezenveen hetzelfde lot. Op 16 mei hoorden de inwoners de noodklok van de Grote Kerk luidden. Er was brand in de werkplaats van timmerman Jannes Gooselink. Door de harde wind breidde de brand zich snel uit. Uiteindelijk werden er in 1 middag tijd 228 huizen verwoest.

Hout en riet

Twee grote dorpsbranden in 60 jaar tijd? Hoe was dat mogelijk? Veel huizen waren in die tijd bedekt met een dak van stro of riet en ze stonden dicht op elkaar. Ook waren er open vuren in een dorp te vinden. Als het zomers erg droog was, kon een vonkje al voor een grote brand zorgen. De branden werden geblust met emmers of brandspuiten. Deze spuiten moesten eerst met de hand met water gevuld worden.

Hulp

Dorpen die dit soort rampen meemaakten, kregen hulp uit alle hoeken van Nederland. Overal werd geld ingezameld voor de opbouw van Den Ham en Vriezenveen. Op 19 mei 1905 brachten koningin Wilhelmina en prins Hendrik een bezoek aan Vriezenveen om de slachtoffers te steunen.

Opbouwen

Beide dorpen werden binnen 1 jaar weer opgebouwd. Maar niet op de oude manier. De bazen van Den Ham en Vriezenveen maakten nieuwe regels. Daarin stond dat nieuwe huizen daken van dakpannen moesten hebben, de huizen mochten niet langer zo dicht op elkaar staan, muren mochten niet meer opgevuld worden met brandbaar materiaal, en mannen mochten alleen nog in huis roken. Wie zich buiten vertoonde met een brandende pijp, moest 30 cent boete betalen.