Alleta heeft het aanzien van ons Nederland veranderd. Ze was namelijk de eerst vrouw die op zeventienjarige leeftijd tot de universiteit werd toegelaten. Alleta had altijd de droom om arts te worden net als haar vader, deze droom leek nooit werkelijkheid te worden, omdat er nog nooit eerder een vrouw aan de universiteit studeerde, toch lukte het Alleta wel. Het lukte haar door een brief te schrijven aan minister Thorbecke met het verzoek toegelaten te worden tot academische lessen. Dit werd door hem goedgekeurd en later, in 1878, slaagde ze en werd ze de eerste vrouwelijke arts. Een aantal jaar later promoveerde ze en werd ze dokter van medicijnen. Ondanks dat Alleta arts was geworden bleef ze opkomen voor vrouwenrechten. Ze gaf wel eens een gratis spreekuur voor de wat armere mensen, ook opende ze een praktijk die vrouwen hielpen om voorbehoedsmiddelen te kunnen gebruiken, daarnaast gaf ze ook voorlichting over seks, een taboe uit die tijd.
Bovendien heeft Alleta vijftig jaar lang gestreden voor het algemeen vrouwenkiesrecht. In een brief die Alleta in 1882 stuurde naar de gemeenteraad van Amsterdam stond de vraag; of ze haar op de kieslijst wilde plaatsen, maar het verzoek werd geweigerd.
Een aantal jaar later richtte Alleta samen met andere mannen en vrouwen die opkwamen voo vrouwenrechten, de VVK (Vereniging voor Vrouwenkiesrecht) op. In 1917 lukte het Alleta o m het passief kiesrecht tot stand te brengen. Twee jaar later, op 18 september 1919, werd het volledige kiesrecht voor vrouwen ingevoerd.
Aletta Henriëtte Jocobs heeft dus een bijdragen geleverd aan de Rechtsstaan en de Parlementaire democratie, omdat ze de eerste vrouwelijk leerling van de universiteit was, de eerste vrouwelijk arts was, streed voor vrouwenrechten en uiteindelijk mede door haar er vrouwelijk kiesrecht is gekomen.