Sandelingen-Ambacht

Een ambacht zonder ambitie

Tegenwoordig is Sandelingen-Ambacht vooral bekend door het gelijknamige recreatiegebied van 95 hectare groot. Dit unieke natuurgebied dankt zijn bestaan aan een volstrekt gebrek aan groeiambities van de voormalige ambachtsheerlijkheid door de eeuwen heen. Zo is er nog steeds alle ruimte om honderden jaren na het ontstaan recreanten welkom te kunnen heten!

Willem van Duyvenvoorde
De eerste ambachtsheer van Sandelingen-Ambacht was Willem van Duyvenvoorde. Hij werd in 1290 geboren als bastaard van de schatrijke Philips van Duyvenvoorde. Toen zijn vader in 1308 overleed, bleef Willem berooid achter, want een bastaard kon niet erven. Dit verklaart waarschijnlijk de ontembare ambitie waarmee hij de wereld te lijf ging. Hij was daarbij gezegend met een bovengemiddeld functionerend stel hersens. Zeer tegen zijn zin had men hem de bijnaam ‘Snickerie’ (roeispaan) toebedeeld.

Van Duyvevoorde had ruime ervaring met het kopen van heerlijkheden en kastelen. In 1320 verwierf hij de ambachten Almonde en Dubbelmonde in de Groote Waard. In 1324 kocht hij Huize Ten Strijen, dat hij liet ombouwen tot het grootste slot dat in de veertiende eeuw in het graafschap Holland heeft gestaan en van waaruit hij zijn financieel imperium leidde. Een jaar later verwierf hij de heerlijkheid Oosterhout en door zijn huwelijk in 1327 kwamen daar de burcht en de heerlijkheid van Vianen ook nog eens bij. Ten slotte werd hij door aankopen aldaar heer van Breda, waarna niemand meer om hem heen kon.

Willem was al op zijn vierentwintigste kamerling en schatbewaarder van graaf Willem III van Holland. Toen deze later ambachtsheerlijkheden uitdeelde aan degenen die hem hielpen om de Zwijndrechtse Waard weer te bedijken, stond onze Willem prompt op de eerste rij.

De ambachtsheerlijkheid
De ambachtsheerlijkheid Sandelingen-Ambacht heeft verschillende namen gehad, maar werd meestal vernoemd naar de ambachtsheer. In 1365 werd het ‘Reimbouts ambagt’ genoemd.

In de vijftiende eeuw werd Adriaen Pietersz. Sandelijn (†1515) ambachtsheer en ging het Sandelingen-Ambacht heten. De ambachtsheerlijkheid bleef daarna lang in handen van Dordtse families.
Die band met Dordrecht blijkt ook uit het feit dat er op de Achterambachtseweg een hoeve stond, die in 1543 eigendom was van het Sint Agnes- of Agnietenklooster in Dordrecht. Deze hoeve was een directe voorganger van de nog bestaande boerderij De Palmhoeve, door oudere Ambachters De Palmestee genoemd.

Zoals in de meeste omliggende ambachten was men ook in Sandelingen-Ambacht veelal werkzaam in de vlasserij, waarnaast landbouw en veeteelt een grote rol speelden. Over het algemeen waren de bewoners redelijk in goeden doen. Men had er een eigen schout en vier schepenen, die tevens deel uitmaakten van het polderbestuur.

Tijdens de Franse Tijd schafte men in 1795 het leenstelsel af, waardoor ambachtsheren hun rechtsmacht verloren. Daartegenover stond dat zij de als leen aangemerkte grond volledig in eigendom kregen. Na de Franse Tijd was er een beperkt herstel van de in 1795 verloren gegane rechten, maar met de Grondwet van 1848 werden deze definitief afgeschaft.

Gemeente Sandelingen-Ambacht
Halverwege de negentiende eeuw had de gemeente Sandelingen-Ambacht nog geen vierhonderd inwoners, die in 34 huizen woonden. De woongemeenschap was in ruim driehonderd jaar tijd nauwelijks veranderd, want in 1632 stonden er 29 huizen en in 1732 waren dat er slechts twee meer. Daarmee was het gehucht te klein voor een eigen gemeentehuis. Als het gemeentebestuur moest vergaderen, dan deed men dat in een gedeelte van het woonhuis van boerderij De Palmhoeve aan de Achterambachtseweg. In 1855 ging Sandelingen-Ambacht op in de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.