Groei van de stad Delft
In de negentiende eeuw lag Delft ingeklemd tussen de stadsmuren en groeide uit haar voegen. In de jaren vijftig en zestig vertrokken bemiddelde burgers naar de buitenranden van de singels. Daar, op het grondgebied van de gemeenten Hof van Delft en Vrijenban, waren grote kavels te koop voor een lage prijs. Deze waren al ontsloten door een weg langs de singels, die diende voor het onderhoud ervan. Een ander voordeel was dat de gemeentebelastingen er ongeveer twee keer zo laag waren als in Delft. Bovendien was het leven er gezonder dan in de overvolle, stinkende stad. Door het vertrek van de beter gesitueerden miste Delft veel inkomsten. Daarom diende de stad in 1865 bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een verzoek in tot grenswijziging. Delft zag graag dat de op de stad georiënteerde gedeelten van Hof van Delft aan haar werden toegewezen. Hof van Delft was woedend. In die tijd gold dat grenswijzing alleen mogelijk was in geval van een overwegend algemeen belang. En dit was alleen een Delfts belang. Het verzoek werd afgewezen. In 1878 probeerde Delft het nog een keer, nu ook ten koste van Vrijenban. Het verzoek onderging hetzelfde lot.
Vrijenban en Hof van Delft
In 1878 opende Vrijenban een gemeentehuis aan de Nieuwe Plantage, dat alleen toegankelijk was via Delfts grondgebied. Hof van Delft liet in 1902 aan een pleintje in de Sint Olofslaan een gemeentehuis verrijzen. Het pleintje droeg daarna tot 1929 de naam Raadhuisplein. Een herhaling van zetten volgde. In 1886 namen Gedeputeerde Staten het voortouw. Hun plan werd door de betrokken gemeenten afgewezen. In de daaropvolgende plannen schaarden Gedeputeerde Staten zich steeds achter Delft. Doordat de pogingen tot grenswijzigingen telkens mislukten, nam minister Abraham Kuyper in 1904 zelf een kijkje. In de Tweede Kamer verklaarde hij dat de twee levenskrachtige gemeenten het niet verdienden te worden opgeheven. En minister Th. Heemskerk herzag zijn mening, nadat hij in 1910 de gemeenten met eigen ogen had aanschouwd. Als beloning noemde Hof van Delft een straat naar Heemskerk.
Annexatie
In 1917 dienden Gedeputeerde Staten een voorstel in tot opheffing van de twee randgemeenten. Delft, 37.000 inwoners groot, was vrijwel door zijn bouwmogelijkheden heen. Een golf van Delft-haat overspoelde pers en parlementariërs, en de Kamer werd overstroomd met verzoekschriften, bijna allemaal tegen het wetsontwerp. Uiteindelijk gaf het betoog van minister Ch.J.M. Ruys de Beerenbrouck de doorslag: gemeentegrenzen kunnen als achterhaald worden beschouwd, als de stad die zij omsluiten, over deze grenzen heen is gegroeid. Deze zevende annexatiepoging slaagde. Op 1 januari 1921 was de ‘langste grenswijziging ooit’ voorbij. Delft legde snel een weg aan om de straten in Hof van Delft, waarvan er verschillende inmiddels de naam droegen van een minister die de annexatie had tegengehouden, met de binnenstad te verbinden. De naam van de verbindingsweg: Ruys de Beerenbrouckstraat.
Villa Vrijenban
Het gemeentehuis van Vrijenban werd na de grenswijziging gebruikt als ambtswoning voor de burgemeesters van Delft en dient nu, na verschillende bestemmingen en een grondige restauratie als kantoorpand: Villa Vrijenban. Het gemeentehuis van Hof van Delft fungeerde tot 1957 als gemeentearchief, daarna deed het tot 1 januari 2013 dienst als buurthuis.