Dirck van Bleyswijck werd op 28 december 1639 in Delft geboren in een familie van ondernemers en stadsbestuurders. Zijn geboortehuis, Oude Delft 93, was in die tijd een brouwerij met de naam De Dubbelde Sleutels. Zijn ouders, Evert van Bleyswijck en Petronella van Hoogenhouck, waren allebei telgen uit een oud regentengeslacht. Dirck werd genoemd naar zijn vaders vader, die veertigraad en tevens directeur van het Armamentarium was geweest. Vader Evert was brouwer, ook lid van de veertigraad en werd daaruit gekozen tot burgemeester. Als kind raakte Dirck dus al bekend met stadszaken, en mede daardoor ook met de geschiedenis van zijn familie en van zijn stad. Het viel bij hem in goede aarde, want hij bleek een geboren snuffelaar naar het verleden. Zijn opleiding begon op de Latijnse school in de Schoolstraat, gevolgd door een rechtenstudie in Leiden en Utrecht. Door zijn geboorte in een regentenfamilie was hij voorbestemd om te zijner tijd een plaats in het stadsbestuur in te nemen, maar voorlopig kon hij zich vrijelijk bezig houden met wat hem het meest boeide: geschiedenis en kunst. Na een ernstige ziekte kwam bij hem het plan op de geschiedenis van de stad te schrijven.
Dat bleek een omvangrijke taak. Na een jaar of vijf was het resultaat een uitvoerig manuscript, dat tot stand was gekomen door raadpleging van honderden boeken en vele archivalia in het stadsarchief en bij particulieren. Dit alles aangevuld door gesprekken met oudere ooggetuigen van in zijn tijd al verdwenen situaties en gebruiken. ‘Maer wat moeyte, arbeydt, naerstige en onvermoeyden yver werdt gerequireert, om soo een obscure, duystere, onbekende en verdwaelde Historie overal uyt alle hoecken op te soecken’, verzuchtte hij na voltooiing van het eerste deel in 1667. Daarna begon de auteur aan de toen gebruikelijke ‘grand tour’ naar Frankrijk en Italië. Drie jaar bleef hij weg, om na terugkomst direct als veertigraad in het stadsbestuur te worden opgenomen. Het werk als stadsbestuurder zal hem hebben belet zich met de uitgave van het resterende gedeelte van zijn boek, in feite een privéaangelegenheid, bezig te houden. Bovendien diende zich, maar nu als officiële stadsopdracht, in 1675 een nieuw groot werk aan: het vervaardigen van een gedetailleerde stadsplattegrond, met een groot aantal randprenten. Niet dat burgemeester Dirck van Bleyswijck zelf het vakwerk voor zijn rekening nam, nee, hij was de coördinator. Met medewerking van een legertje aan cartografen, landmeters, tekenaars en andere vakmensen als graveurs en drukkers, kwam in drie jaar tijd een schitterende stadsplattegrond tot stand: de ‘Kaart Figuratief ’.
Nu had hij weer tijd om zich met de voltooiing van zijn geschiedwerk bezig te houden. In 1680 verscheen het tweede deel, merkwaardig genoeg zonder tot het laatst te zijn bijgewerkt. Tijdens een dienstreis naar Middelburg kwam op 11 september 1681 plotseling een einde aan zijn leven, maar zijn levenswerk was voltooid. Over zijn werk als magistraat valt niets te zeggen, maar zijn naam als Delfts geschiedschrijver en kaartmaker leeft nog steeds voort.