De Romeinse Limes

Op de grens van de Romeinse wereld

Tijd van Grieken en Romeinen

Ongeveer 2000 jaar geleden veroverden de Romeinen vanuit Italië vele landen. Daardoor ontstond het grote Romeinse Rijk. Een groot deel van wat nu Nederland is, was toen Romeins. De rivier de Rijn stroomt nu van vlakbij Nijmegen via Utrecht naar de Noordzee. Dit was toen de noordgrens van het Romeinse Rijk. In het Latijn, de taal van de Romeinen, heet zo'n grens 'Limes'.

Romeinse spullen in de grond
In de provincie Utrecht liep de grens van Wijk bij Duurstede via Utrecht naar Woerden. Dat weten we omdat archeologen daar oude Romeinse spullen in de grond hebben gevonden. Zoals potten en wapens. Rond het jaar 2000 werden in Leidsche Rijn een wachttoren en zelfs een heel schip opgegraven. Ook zijn er op verschillende plaatsen resten van wegen gevonden, waaronder grenspaaltjes, funderingen, grind en zelfs een houten brug.

Soldaten bouwen een weg
In de eerste eeuw na Christus bouwden Romeinse soldaten een belangrijke weg langs hun grens. De Romeinen waren heel goed in het aanleggen van wegen, maar in Nederland verzakte hun weg telkens. Dat bleek te komen door de slappere bodem. Er zat hier veel water in de grond, onder meer door overstromingen van de rivier. Toen keizer Hadrianus uit Rome op bezoek kwam, was hij dan ook ontevreden over deze weg. Hij vond dat de weg verstevigd moest worden en dat de soldaten ook bruggen moesten bouwen. De keizer liet grind en hout uit Duitsland komen waarmee de soldaten een betere, verharde weg konden aanleggen. Het grind en het hout werden per boot over de Rijn naar Nederland gebracht. Zo was de rivier Rijn niet alleen een grens maar ook een belangrijke vaarweg om materiaal en voorraden over te vervoeren.

Forten en dorpen om de grens te bewaken
Langs de weg bouwden de Romeinen forten die ze castella noemden. Deze forten waren nodig om de grens te bewaken. In de provincie Utrecht stonden forten in Bunnik, in Utrecht op het Domplein, in Leidsche Rijn en in Woerden. De soldaten die de grens bewaakten, woonden in legerkampen rond de forten. In die dorpen waren werkplaatsen, winkels en natuurlijk een badhuis, want Romeinen vonden het belangrijk om schoon te zijn. En dat was in die tijd helemaal niet zo gewoon. Ook de families  die de soldaten hadden woonden in deze dorpen. Romeinse soldaten mochten niet trouwen, want dat mocht pas als ze 25 jaar in het leger hadden gezeten. Daarna gingen ze met pensioen en mochten ze trouwen, land bezitten en deelnemen aan de Romeinse samenleving.

Germaanse stammen verslaan Romeinen
De mensen die aan de Romeinse kant van de grens woonden waren niet de Romeinen die we kennen uit Italië. Eigenlijk waren dit voornamelijk mensen uit door de Romeinen overwonnen Germaanse stammen, die hier dus al leefden en de soldaten die door heel het Romeinse rijk (wat bijna heel Europa besloeg) waren opgetrommeld. De Rijn was ook een belangrijke rivier voor handelsboten om naar bijvoorbeeld Engeland te varen. Heel veel verschillende culturen kwamen dus samen bij de grens! Lange tijd ging het goed tussen de Romeinen en de Germaanse stammen boven de Rijn. De Romeinen brachten namelijk allerlei nieuwe spullen mee, zoals glas, muntgeld en geschreven taal (het schrift), maar ook olijfolie, wijn en vissaus naar deze handelsplek. Daarnaast bouwden ze stenen huizen met vloerverwarming, viaducten en waterleidingen en ze voerden belastingen en het schrift in.

Vanaf het jaar 250 werden steeds meer soldaten die in Nederland gelegerd waren door de keizer teruggeroepen omdat ze moesten vechten in andere oorlogen in het rijk. Hierdoor werd de grens in Nederland minder goed bewaakt. De Germaanse stammen spanden samen waardoor ze de Romeinen in Nederland (en dus ook in de provincie Utrecht) konden verslaan. De Romeinen trokken zich uiteindelijk terug naar Zuid-Europa.